Verklarende noten; titels en afkortingen van in de tekst aangehaalde bronnen en geraadpleegde werken 1) Zie hiervoor o.a.: Algemeen Dagblad 28 juni 1979, blz. 3, waarin de Haagse redaktie van deze krant meldt, dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Wiegel het principevoorstel aan het kabinet heeft voor gelegd tot vergroting van Zeeland met Goeree-Overflakkee, en verder: Zierikzeesche Nieuwsbode 10 maart 1982 (extra editie), blz. 9, waarin ik als mijn verwachting uitsprak, dat Wiegel's opvolger, drs. Van Thijn, dit principevoorstel van zijn ambtsvoorganger zou overnemen. 2) Dit blijkt o.a. uit een na de discussies over het concept-wetsontwerp tot splitsing van de Provincie Zuid- Holland Can. en febr. 1981) in febr. 1981 aan „Eilandennieuws" ingezonden stuk. In dit stuk: „Zeeland?!" zegt de inzender o.m.: „Meer nog dan door wegen voelen bevolkingsgroepen zich in het algemeen met el kaar verbonden door een gemeenschappelijke taal... In Zeeland kunnen we met ons Flakkees overal terecht en verstaat iedereen ons". Zie ook Zier. Nieuwsb. 10 maart 1982 (extra editie), blz. 9 en Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978), blz. 123. 3) Enige jaren geleden werd in een radio-documentaire een uitvoerig exposé gegeven van het leven in Brazilië van de nakomelingen van Westzeeuwsvlamingen, die daarheen 1860 waren geëmigreerd. In het vierde geslacht bleek hun taal nog vrij duidelijk als Westzeeuwsvlaams herkenbaar, o.a. in een woord als frunnemul- le, d.w.z. „farinhamolen", waarin de wortel of knol van een inheemse plant tot meel vermalen wordt. G. A. C. van Vooren te Aardenburg publiceerde een overzicht van het leven van deze emigranten. Zie ook A. G. U. Hildebrandt in: Neerlandia (algemeen-Nederlands tijdschrift) 86, no. 3, blz. 73-75, Den Haag/Brussel 1982. Wat onze eigen Schouwse regio betreft: in de Zier. Nieuwsb. verscheen enige tijd geleden in onberispelijk Schouws het verslag van de terugreis van een Schouwse emigrantenfamilie uit hun geboortestreek naar Cana da. 4) De volgende artikelen en verhalen van J. P. Paulusse verschenen in „Ons Zeeland": 2 (1927) „Iets over de Zeeuwse dialecten"; 3 (1928), nr. 1, blz. 12-14: 'Aestige spoed is zelden goed: id., nr. 15, blz. 17: Vuul Klaosje; 4 (1929), nr. 8. blz. 20-22: Het Groote Lot. 5) Zie J. Dek, Het Kruiningensch Dialect, blz. 95, Middelburg 1928. Verder geciteerd als Dek. 6) Verdwijning van^na de klankgroep -ach-, -och- komt te Kruiningen meer voor, zie o.a. bij Dek. blz. 79: sint Jans lochen „Sint Jansluchten", d.w.z. voorzomerwolken die malse regen voorspellen. Verg. Sch.-D. ochen(t) „ochtend". 7) Zie Kron. Zeem. (Sch.-D.) 5 (1980), blz. 86. 8) In: „Ons Zeeland" 4 (1929), no. 1, blz. 20 en volg. Zie ook: Kron. Zeem. (Sch.-D.) 5 (1980), blz. 84. 9) Jan Gabriël Jonker („Bêênekluuver") werd te Brouwershaven geboren in 1914. Woonde tot zijn 10e jaar al daar en daarna enige jaren in Zieriksee. Studeerde bouwkunde aan de M.T.S. (later H.T.S.) te Amsterdam. Na het vervullen van verschillende bouwkundige functies, o.a. te Amersfoort, trad de heer Jonker in 1946 in dienst van de gemeente Amsterdam, alwaar hij ook bouwkunde doceerde aan de avond-H.T.S. Als hoofd van de afd. Beton- en Heiwerken van de gemeente Amsterdam werd de heer Jonker in 1980 gepensioneerd. 10) Zie hiervoor: Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976), blz. 75. 11) Ook vermeld in Wdb. Ze. dial. 43 en 44a. E. Blancquaert en P. J. Meertens, Dialect-atlas van de Zeeuwsche ei landen I, blz. 21, nr. 85 heeft echter voor Brouwershaven: anders. 12) Verg. Dial. Sch.-D. 10 en 52: spie. 13) In: Wdb. Ze. dial., blz. 697. 14) Zie: M. van Hoogstraten, De molens van Zeeland. Middelburg 1964. blz. 46. waar twee Van den Hamers ge noemd worden i.v.m. de molen „De Haan" in Brouwershaven, n.l. L. v. d. Hamer op 27 juli 1898 en 23 fe bruari 1923 en S. L. v. d. Hamer op 1 mei 1947 en 12 juni 1950. Op Sirjansland wordt molenaar Van den Ha mer 1930) zonder voorletter aangeduid, aldus M. G. Westerhof, Joh. Berrevoets en L. A. Capelle. Duive- land zoals het was.... Zierikzee 1974, blz. 158. 15) Zie voor de tegenstelling Sch. oo(oe) - Du. eu: Dial. Sch.-D„ blz. 57-60. 16) id., blz. 14/15. 17) Zie Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978). blz. 129 volg. en id. 6 (1981), 118/119. 18) Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal9, blz. 1851 geeft voor snurker (volkst.) de betekenis omschrijving „snuiter". T.a.p. vinden we voor snuiter als bet. 3 opgegeven: „kwant, aanduiding van een per soon, met een bep. gevoelsnuance". 19) In: Taalverandering in Nederlandse dialekten, honderd jaar dialektvragenlijsten, onder red. van Marinel Ger-

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 129