ontstaan van de Brasweel. Dat deze kreek daarna niet is dichtgeslibd en veranderde in een kreekrug wijst erop, dat hij snel na zijn ontstaan meer zeewaarts is afgedamd. Deze dam bespraken we reeds bij 2. Resten van deze Brasweel zijn niet te ontdekken in dit bevang, noch op de bodemkaart, noch op de topografische kaart. Hij moet dus wel goed zijn dichtgemaakt. Misschien geeft de naam dit ook wel aan. „Bras", ook wel ambras betekent in het Zeeuws nl. „rommel" (7). Men heeft blijkbaar deze weel gebruikt om afval kwijt te raken. 4. De Keuteldijk en de Monnikendijk bij Kerkwerve Direct ten zuiden van Kerkwerve liggen twee bevangen, die beide in hun naam het woord „dijk" hebben. Het 12e bevang van Kerkwerve heet in het veldboek van 1676 „bewesten de Keutelwegt, daer Coen van der Werves hoeve in staat". In het veldboek van 1801 spreekt men echter van de „Keuteldijk". Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd dat het stuk van de Nieuweweg tussen 3 en 4 op de kaart een dijk is geweest. Meer waarschijnlijk is ech ter te denken aan een latere verbastering of verschrijving. Op de bodemkaart en op de topo grafische kaart zijn in ieder geval geen aanwijzingen te vinden voor een dijk op deze plaats. Direct ten oosten van bovengenoemd bevang ligt het 13e bevang van Kerkwerve, dat ge noemd wordt „het Mannekendijkbevang, begonnen aan de Poortweg". In dit bevang zijn geen aanwijzingen voor het afdammen van kreken. Wel lopen er aan de noord- en de zuid zijde van dit bevang flinke kreken. De noordelijke kreek, waar de Platteweg doorloopt, bestaat voor een groot deel uit kreekruggrond, maar heeft ook stukken kreekbedding- grond. Het is mogelijk dat delen van de laatste kreekbedding later bij egalisatiewerkzaam heden zijn dichtgeschoven. Kerkwerve ligt op overgangsgrond en is dus langs deze kreek gebouwd. Aan de zuidzijde wordt het Mannikenbevang begrensd door het onder 2 en 3 besproken krekenstelsel. Het is zeer goed mogelijk dat Mannekenbevang een verbastering is van Mon- nikenbevang en dat monniken dit bevang, waarin misschien wel hun klooster en hun lande rijen lagen, aan de noordzijde en de zuidzijde door dijken tegen het hier door kreken aan gevoerde zeewater hebben beschermd. Het is bekend dat in Kerkwerve een klooster heeft gestaan en dat monniken zich met de aanleg van dijken hebben beziggehouden. Op grond van de namen Monnikendijk en Keuteldijk construeerde Fokker het eiland Kerkwerve (18). Als ringdijk gaf hij aan de Poppesweg (volgens hem Papenweg), Koskensweg, Jobsweg, Ou- deweg en Achterweg. De Achterweg zou eerder Keuteldijk hebben geheten en de Oudeweg Monnikendijk. Het fundament van deze hypothese is wel zeer zwak. 5. Weeldeweg en Keutelwijk Niet alleen vanuit het oosten maar ook vanuit het noordoosten kwam een kreek vanuit de Gouwe op Kerkwerve aan. Deze staat op de bodemkaart aangegeven als een kreekbedding. Op de topografische kaart ziet men in dit kreekbed smalle, langgerekte percelen. Deze kreek eindigt een eindje voorbij het dorp. De weg die bij het dorp langs deze kreek loopt, heet Weeldeweg. Deze naam wijst op een vroegere dijk, die het dorp tegen deze inbraak kreek moest beschermen. Direct ten oosten van deze weg ligt een moerassig gebied met enkele watergaten. Het is mo gelijk dat de naam Weeldeweg op deze gaten betrekking heeft. Het gebied tussen de Weel deweg en de Achterweg vormt een eigen bevang met de naam „Keutelwijk. daer Jacob Janse van der Weele in woont, begonnen op den Hem". Het merkwaardige van deze kreekbedding is, dat er geen oeverwallen langs liggen. Er heeft 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 13