den. Hier zal het dorp Duivendijke hebben gelegen. De noordelijke kreek loopt als een kreekbedding dwars door Oudlandpoel- en overgangs- gronden en heeft geen oeverwallen (kreekruggrond). Hij moet dus wel snel na zijn ontstaan zijn afgedamd. Daar zal ook wel alle aanleiding voor geweest zijn, omdat hij ingebroken was in een bewoond gebied, het Burgbevang, met twee bergen. Deze bewoning heeft zich later over de dammen en de dijk uitgebreid. De noordelijke kreekbedding loopt ver door in westelijke richting. Zij heeft de percelering niet beinvloed afgezien van een min of meer doorlopende reeks scheidingssloten (fig. 2). De kreek die iets ten zuiden van Duivendijke begint, heeft het landschap veel sterker bein vloed. Hij bezit een brede kreekbedding, waaraan de percelering zich heeft aangepast (fig. 2). Langs de oevers is het land opgeslibd; hier ligt kreekruggrond. Reeds voor Nieuwerker- ke vertakt deze kreek zich. Delen van dit krekenstelsel vormden een tijdlang de grens tus sen de vijfdedelen Brijdorpe en Kerkwerve van de polder Schouwen en van de ambachten Nieuwerkerke en Duivendijke. Dit wijst er wel op dat dit krekenstelsel, toen de ambachten en bevangen werden afgegrensd, nog functioneerde ofwel nog duidelijk in het veld als laagte zichtbaar was. 9. De Hekel en de watermolen van Nieuwerkerke Een uit kreekruggrond bestaande tak van het zojuist besproken zuidelijk krekenstelsel van Duivendijke gaat bij de weg Nieuwerkerke-Brijdorpe plotseling over in kreekbeddinggrond. Hij moet hier dus zijn afgedamd. Precies op deze plek tekent Fokker op zijn bevangenkaart de voor hem duistere naam „De Hekel" voor een vroegere hofstede. Op een kaart uit 1540 staat op deze plek een molen getekend (9). In het Zeeuws woordenboek wordt aan „hekel" de betekenis „molenwiek" verbonden. Hier zal dus eertijds een windmolen hebben gestaan. Geografisch past dit ook zeer goed. Op verschillende plaatsen in Schouwen staan windmo lens bij dammen die kreken afsloten. Hadden deze windmolens als voorgangers misschien door waterkracht aangedreven molens, die de kreekbeddingen benutten als spuikom of houwer en watermolens werden genoemd? In de veldboeken komt in deze omgeving wel de naam „watermolen" voor. Het eerste be vang van Nieuwerkerke wordt in de oudste veldboeken genoemd: ,,daer de watermolen in placht te staan". In het veldboek van 1801 heet dit bevang het Molenbevang. Het 12e be vang van Duivendijke, ten noorden grenzende aan het eerste bevang van Nieuwerkerke, wordt genoemd „de Oostbanisse, benoorden de Nieuwerkerke molen". Dit kan dus niet de molen „De Hekel" zijn, omdat die in het ambacht Duivendijke ligt. De Nieuwerkerkse wa termolen zal waarschijnlijk gelegen hebben in de meest zuidelijke tak van het Duivendijkse krekenstelsel. Deze tak, die bestaat uit een brede kreekbedding, kruist iets ten zuiden van „De Hekel" de weg Nieuwerkerke-Brijdorpe en gaat bij de hofstede „Vrede geeft Zegen" over in een forse kreekrug. Deze laatste splitst zich zeer spoedig met een tak naar de Groote Weel en een tak naar de Kleine Weel. Het is niet waarschijnlijk dat deze Nieuwerkerker watermolen een door windkracht aange dreven molen was om water uit de polder te malen. Dergelijke molens zijn alleen in het laagste gedeelte van Schouwen, aan de zuidkust geplaatst en pas in de 17e eeuw. Over het algemeen benutte men in Zeeland voor de ontwatering de lage ebstanden. 10. De Groote Weel De zuidelijke tak van de juist genoemde kreekrug gaat bij de Maarten Hanseweg over in een kreekbedding. Hier moet dus een dam hebben gelegen. Deze weg vormt de oostgrens van 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 15