het 6e bevang van Nieuwerkerke „waer de Groote Weel in legt". Bij deze dam is geen weel te ontdekken. Wel een eindje westwaarts in dit bevang, bij een hofstede die op een Oudland-kreekrug ligt. Misschien is deze weel ontstaan door een doorbraak door deze kreekrug. Van het westen uit komen geen kreken dit bevang binnen. Van hieruit kan dus geen weel zijn ontstaan. 11. De Kleine Weel Ten noorden van het bevang met de Groote Weel ligt het 4e bevang van Nieuwerkerke. ,.de Zuidstriepe, waer de Kleine Weel in leyt". Bij de Pummelaarsweg, het verlengde van de Maarten Hanseweg, gaat een brede kreekrug van het zuidelijke krekenstelsel van Duivendij- ke over in een tweetal smalle kreekruggen. Dit wijst op een dam of dijk. Op de bodemkaart en evenmin op de topografische kaart werden echter sporen van een weel gevonden. De weg die de noordgrens van dit bevang vormt, heette vroeger volgens Fokker de Welders- weg. Heeft langs deze weg de Kleine Weel gelegen? 12. Dijken en heernissen in het gebied Brouwershaven-Brijdorpe-Den Osse Evenwijdig aan de Duivendijkse kreken liggen twee kreekbeddingen die uit de richting Brouwershaven komen. De noordelijke is verreweg de belangrijkste. De Oude Vaart loopt er doorheen en hij vormt de grens tussen de ambachten Brijdorpe en Duivendijke. Ook werd een deel van de grens tussen twee vierendelen van Schouwen hier gelegd, toen deze nieuwe indeling in 1558 tot stand kwam. De kreekbeddingen eindigen niet bij de Schouwse Dijk, doch op enige afstand landinwaarts hiervan. Op deze plaats moeten ze dus zijn afgedamd. Tussen deze dammen en de Schouw se Dijk in Brouwershaven zetten deze kreken zich voort in de vorm van kreekruggen. Nadat de dammen gelegd waren, kon het laatste stuk van deze kreken dus nog dichtslibben. Deze situatie geeft aanleiding tot de veronderstelling dat hier, evenwijdig aan de Schouwse Dijk, een eerste bedijking van het gebied Brijdorpe heeft plaatsgevonden. Deze dijk liep vanaf de Langendijk iets ten westen van Den Osse tot de Duivendijkseweg, dicht bij het punt waar deze op de Schouwse Dijk ter hoogte van het Zuidernieuwland uitkomt (fig. 3). Tot de ze dijk hebben stukken van de Blankertsweg, de Dirksweg en de Groene Hil behoort. Deze wegen vormen op verschillende plaatsen een duidelijke scheiding in het type van percele- ring. Op een tweetal plaatsen in dit traject waar nu geen weg meer is, kan uit de verkaveling toch worden afgeleid dat hier wel een dijk of weg moet hebben gelopen. De naam Groene Hil voor het weggedeelte in het traject Schendersweg-Duivendijkseweg kan op en brokstuk van deze dijk betrekking hebben. Opvallend is ook, dat in de strook grond tussen de veron derstelde eerste dijk en de Schouwse Dijk de namen Heemisse en Herkenstein voorkomen. Zowel „heernis" als „herke" betekent volgens het Middelnederlandsch Woordenboek „een begroeid schor" (10). Volgens Fokker zijn heernissen lage weilanden, ook nessen of nissen genoemd. Deze strook lag dus volgens deze namen buitendijks in de tijd toen het overige gebied van Brijdorpe geen schor meer was. De bodemkaart geeft hier overal Oudlandgrond aan. Hier kan dus geen sprake zijn van aangewonnen Nieuwlandgrond, doch eerder van buitengedijk- te Oudelandgrond. die nog als hoog schor door de bewoners als schapenweide werd benut en later toch nog behouden kon worden door de aanleg van de Oude Schouwse Dijk tussen Den Osse en Brouwershaven. Eenzelfde situatie doet zich voor in het gebied Klaaskinderkerke, tussen Looperskapelle en de Langendijk. Beekman (3) geeft hier een groot stuk „Nieulant" aan. Hij doet dit op grond 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 16