Langs het stuk Gravelinge tussen Serooskerke en de hofstede „Zeelandia" onder Noordwel-
le hebben aan weerszijden van de kreek dijken gelegen (fig. 5). Deze hadden tot doel aan de
westzijde het grondgebied van Zuidwelle en aan de oostzijde dat van Ellemeet tegen het
zeewater te beschermen. Men was toen blijkbaar nog niet in staat de kreek door een dwars-
dam meer zeewaarts af te sluiten, zoals later inderdaad is gebeurd.
De Moolweg en de Zandweg vormen ongeveer het tracé van deze beide dijken. Hiervoor zijn
verschillende aanwijzingen. Deze wegen vormen een scheiding in bodemgesteldheid en type
percelering. Op oude topografische kaarten staan op enkele plaatsen langs deze wegen
langgerekte hoogten aangegeven, waarschijnlijk resten van deze dijken. Verder vormt het
land tussen beide dijken aparte bevangen; het grootste gedeelte behoort tot Noordwelle en
het kleine zuidelijke deel tot Serooskerke. Beide bevangen dragen de naam Goolendijk. De
naam kan afgeleid zijn van guile d.w.z. de geul van de Gravelinge. De ambachten Noordwel
le en Serooskerke liggen hier dus als een enclave tussen de ambachten Ellemeet en Zuid
welle. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het gebied tussen de dijken nieuw aangewas
sen land was en om deze reden aan de graaf toekwam en niet aan de aangelanden. Deze
heeft dit nieuwe land toen blijkbaar ter leen gegeven aan de ambachtsheren van Noordwelle
en Serooskerke. Dit vond plaats nadat bij „Zeelandia" een dwarsdam in de Gravelinge was
gelegd. Hiermee werd tevens de oude bedijking van Ellemeet met die van het ambacht Zuid
welle verbonden. Zoals zovaak het geval is bij het afsluiten van grote kreken, is de dam iets
landinwaarts gelegd, daar waar de kreek reeds iets smaller was. Net als bij twee Ellemeetse
dammen heeft ook bij de Gravelingedam een molen gestaan. Op grond van de bevangenna-
men geeft ook Fokker in dit gebied een dijk aan. Deze zou volgens hem gelegd zijn om het
gebied Zuidwelle te beschermen tegen het zure veenwater uit de moeren van Ellemeet (21).
Het is duidelijk dat deze hypothese niet met het bovengeschetste beeld in overeenstemming
is.
17. De Verdee
Aan de westzijde van het ambacht Zuidwelle is de situatie bijna identiek aan die van de oost
zijde. Tussen de Kooimansweg en de hofstede Lockershof begint een brede kreekbedding,
die in zuidwaartse richting loopt. De eerste helft van deze kreek heet de Verdee. De naam
leeft nog voort in de naam Verdeeheul, een brug over deze kreek in de weg Noordwelle-
Haamstede. Verschillende stukken laag land in deze omgeving hebben de veldnaam Verdee
(22).
De Verdee maakt enkele zeer scherpe bochten, feitelijk hoeken. Dit wijst erop dat deze
kreek met grote kracht moet zijn ontstaan, bij een stormramp. Een wal van water, mogelijk
na een dijkdoorbraak, heeft de minste weerstand gevolgd en boog met een scherpe hoek af,
waar hij veel tegenstand kreeg b.v. tegen een hoge kreekrug of stugge poelklei aan. Bij de
inbraken van 1944 in Walcheren en die van 1953 in Schouwen is hetzelfde gebeurd. Een
dergelijke inbraak loopt dan vaak door bestaande bodemfiguraties en verkavelingen heen.
De Verdee moet wel snel na zijn ontstaan zijn afgedamd, omdat anders door de regelmatige
eb- en vloedwerking de scherpe hoeken wel waren afgezwakt.
De zuidelijke tak van deze kreek, vanaf de Verdeeheul, zou volgens Fokker de Lorree gehe
ten hebben. In het vierde bevang van het ambacht Koudekerke ligt het Lorreewekken, ter
wijl hier volgens de veldboeken „vroonen van de Lorree" gelegen hebben (23). De Verdee
zelf liep vanaf de Verdeeheul in zuidwestelijke richting via de hofstede Luchtenburg en
kruiste de Zandweg van Haamstede naar Koudekerke juist daar waar de Brabersweg hierop
20