uitkomt. In dit traject komen n.l. veldnamen met Verdee voor. Dit gedeelte staat op de bo- demkaart als kreekrug aangegeven. De Verdee is voor het grootste deel ambachtsgrens, het noordelijk deel van deze, kreek van Lockershof tot de Verdeeheul vormt de grens tussen Noordwelle aan de ene zijde en Zuidwelle en Koudekerke aan de andere kant, en het zuide lijke deel van de Verdeeheul tot voorbij Luchtenburg is de grens tussen Haamstede en Kou dekerke. Evenals bij de Gravelinge zijn er bij de Verdee aanwijzingen dat de aan deze kreek grenzen de ambachten zich al spoedig hebben trachten te beveiligen tegen het via deze kreek bin nendringende zeewater. Zo komen ten zuiden van de eerste scherpe bocht in de Verdee de namen Stikdamme en Goolendijke voor (24). Op deze plaats gaat een uit het noordwesten komende kreekrug over in twee smalle kreekruggen. Hier zou dus een dam hebben kunnen gelegen. Aan de noordzijde van de Verdee, tussen Lockershof en de Verdeeheul, maken ty pisch langgerekte percelen langs de geul de indruk van een vroegere dijk. De weg vanaf Lockershof langs de oostelijke oever van de Verdee in de richting van de Gemeene Hoeve is mogelijk ook een dijk geweest. Deze weg is n.l. een duidelijke scheiding in het type van ver kaveling. Tenslotte was men blijkbaar in staat een dwarsdam in de Verdee te leggen. Deze ligt iets ten zuiden van Lockershof en verbindt de Noorddijk van Zuidwelle met de weg/dijk Kooimansweg-Noordweg. Deze dijk is de laatste schakel in de reeks dijken en dammen die loopt van Eikerzee tot het duinzandgebied tussen Renesse en Haamstede. Dat de Kooi- mansweg inderdaad een dijk is geweest kan worden afgeleid uit de naam Mouterdijk van het bevang, waarvan de Kooimansweg de noordelijke grens vormt. 18. De Oudendijk en de Kuijersdam Nadat het zuidelijk deel van Welland door de zojuist genoemde reeks dijken en dammen was beveiligd, bleef ten noorden hiervan, ongeveer in de driehoek Renesse-Noordwelle- Oudendijke, een groot oppervlak land onderhevig aan de werking van eb en vloed. Aanvan kelijk was er weinig verschil tussen het land binnen deze dijk en hetgeen was buitengedijkt. Het was een hoog schor, dat de bevolking voor de schapenteelt en ook voor de moernering bleef gebruiken. Op de bodemkaart staan hier heel wat „gemoerde" percelen aangegeven en de naam „Moermont" voor het kasteel bij Renesse zegt in dit verband ook wel iets. Langzamerhand gingen de kreken in het buitendijkse gebied echter dichtslibben en werden de overgangs- en de poelgronden ook wat opgehoogd. Het eerste is op de bodemkaart te zien, doordat in dit gebied kreekbeddingen en wel vele brede en hoge kreekruggen voorko men. De ophoging van de tussen deze kreekruggen gelegen gronden is duidelijk te zien op tijdens de inundatie van 1944/45 gemaakte luchtfoto's (zie fig. 3). In principe verschilt Noordwelland bodemkundig niet veel van Zuidwelland. Beide gebieden zijn Middelland, met een patroon van kreekrug- en poelgronden. Net als in het gebied Ellemeet-Elkerzee is ook hier de grond die buiten de eerste bedijking viel, niet geheel verloren gegaan. Deze werd definitief beveiligd door de aanleg van een nieuwe dijk meer zeewaarts. Deze dijk liep vanaf de huidige zeedijk bij Oost-Repart (de Koepel) onder Scharendijke langs de Beeren- weg, het dorp Oudendijke (Ellemeet), de Kuijersdam, een stukje Moermontsweg en tenslot te via de Helleweg. Na deze bedijking bleef nog een kleine inham in de noordelijke kustlijn van Schouwen open. In het volgende zullen nu eerst enkele onderdelen van bovengenoemde dijk en de loop van enkele belangrijke kreken in dit gebied worden besproken. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 23