ten de huidige Langendijk doorliep tot voorbij Den Osse. In de nieuw gewonnen gronden werden het dorp Looperskapelle en het klooster Bethlehem gesticht. Het gebied Den Osse-Zierikzee is veel minder sterk door de zee aangetast dan de zojuist genoemde delen van Schouwen. De belangrijkste inbraakgebieden zijn: Den Osse- Brijdorpe, Duivendijke-Nieuwerkerke en het krekenstelsel tussen Heuvelsweg en Mosselee. Ook hier liggen restanten van kreekbeddingen die plotseling overgaan in kreekruggen, er liggen welen ver binnen de huidige Schouwse Dijk, er zijn dijknamen en er zijn plotselinge veranderingen in het verkavelingsbeeld te constateren. Een aantal dammen en stukken dijk konden ook hier waarschijnlijk gemaakt worden, o.a. de Duivendijk, de Papeweg/dijk, dij ken bij de Groote en de Kleine Weel bij Nieuwerkerke, de Monnikendijk/weg, de Weelweg en de Brasweel bij Kerkwerve. In dit gebied was echter niet, zoals in de ambachten Ellemeet en Zuidwelle, een doorlopende ringdijk vast te stellen. De dijkstukken hier zullen plaatselij ke beschermingen tegen het zeewater geweest zijn. Misschien zijn een aantal van deze brokstukken dijk later toch wel min of meer verbonden door een soort ringdijk. In dit licht zou misschien de weg Brijdorpe-Nieuwerkerke-Kerkwerve en vervolgens de Oudeweg van Kerkwerve naar Zierikzee gezien kunnen worden. Evenwijdig aan deze wegentrits, maar meer zeewaarts, liggen waarschijnlijk ook stukken zeedijk binnen de huidige Oude Schouw se Dijk, die min of meer op elkaar aansluiten, nl. van Den Osse tot de Duivendijkseweg, de Platteweg bij Duivendijke en de Papeweg ten westen van Nieuwerkerke. Tenslotte moet dan nog de vraag onder ogen worden gezien op welke tijdstippen in de ge schiedenis de in het bovenstaande besproken dammen en dijken zijn opgeworpen. Globaal moet dat hebben plaatsgevonden tussen 1000 en 1200 na Chr. Voor het jaar 1000 hebben de historici nergens aanwijzingen voor dijkbouw gevonden in het Nederlandse en Vlaamse kustgebied. Een van de eerste dijknamen is wel Isendic (IJzen- dijke) uit 1046. In het Vlaamse IJzergebied dateert de eerste polder van 1066 (37). In de buurt van Vlaardingen bestonden al dijkjes in de eerste helft van de 11e eeuw en in Zuid- Beveland zou de aanleg van de eerste dijkjes ook tot in de 11e eeuw teruggaan (38). Deze dijken waren natuurlijk nog zeer primitief en laag en dienden waarschijnlijk vooral om klei ne gebieden tegen het water te beschermen. Zij zouden gelegd zijn naar aanleiding van de grote stormramp van 1014 (37). Omstreeks 1200 hadden, naar algemeen wordt aangenomen, de meeste ringdijken rond de oude kernen wel ongeveer hun huidige vorm. In Vlaanderen wordt als doorlopende zeewe ring genoemd de Yvendijke langs de kust ten noorden van Oostburg uit 1197 (37). In Zuid- Beveland zijn dijken van grotere omvang o.a. de Wolfaartsdijk uit 1147 en de Zanddijk uit 1135. De grote stormvloed van 1134 zou de directe aanleiding geweest zijn tot de bedijking op grotere schaal. De toeneming van de bevolking, de grotere technische kennis en het gro tere financiële draagvlak van de zich meer op de handel toeleggende bevolking zouden de ze ontwikkeling mede hebben veroorzaakt (38). Wanneer precies de Schouwse ringdijk tot stand is gekomen is niet bekend. Enkele aanwij zingen zijn er echter wel. In het bekende charter van 1291 regelt graaf Floris V het onder houd van de Schouwse Dijk (30). Hij refereert hierbij aan een situatie ,,een langhe wile" ge- 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 30