Een bijdrage tot de geschiedenis van de verloskunde in Zierikzee (deel 2) door Dr. C. M. van Hoorn In het voorgaande deel van deze beschouwing zagen wij de verloskunde in het eind van de achttiende eeuw „in beweging" met voor de moeilijke bevallingen een drietal mogelijkhe den: de vectis of hefboom, in gebruik gekomen na het lang geheim gebleven instrument van de Roonhuyses, de schaambeensnede, vanuit Frankrijk ook hier ingevoerd, en de ver lostang of forceps, die toen nog in een ontwikkelingsfase verkeerde. De keizersnede werd toen alleen toegepast bij tijdens de bevalling gestorven vrouwen, in een poging om het kind te redden. Bij nog levende barenden werd ze als levensgevaarlijk gezien, en is ze tot in de jaren dertig van de negentiende eeuw ook in onze gewesten vaak door de schaambeensnede vervangen, l) Of Jacobus van der Baan, in Frankrijk opgeleid, deze hier heeft toegepast we ten we niet. Het fantoom, waarop de leerling-vroedvrouwen en -vroedmeesters konden oefenen, werd door hem ook hier bij het onderwijs ingevoerd. De vanouds bekende kering en uithaling (Soranus, Paré) kon daarna weer meer in daartoe aangewezen gevallen worden toegepast. Deze lessen zullen meer nuttig effect hebben gehad dan de demonstraties der vrouwelijke geslachtsorganen door de lectores anatomiae Gabriël Mornac en Cornelis Ekama.2* Zij wa ren daartoe krachtens hun instructie verplicht. De eerste doceerde echter in de Franse taal, de tweede, hoewel een bekwaam docent, was in de eerste plaats mathematicus en kreeg als lector anatomiae slechts zelden de beschikking over een vrouwelijk cadaver. Beginnend Staatstoezicht op de volksgezondheid Wij roerden in deel 1 ook reeds even aan de staatkundige hervorming door het nieuwe be wind sedert 1795. Het toen gevormd Geneeskundig Staatstoezicht, ingesteld door het Uit voerend Bewind van de Bataafse Republiek sedert 3 januari 1801, met stimulerende figuren als de Utrechtse hoogleraar Matthias van Geuns en de geneesheer Lambertus Bicker te Rot terdam, resulteerde in de commissies van Geneeskundig Onderzoek en Toeverzigt: departe mentale voor de provincies en de hieraan onderhorige plaatselijke voor de steden en hun omgeving. Na 1802 zien wij daardoor de namen der vroedvrouwen en vroedmeesters niet meer in de Stadsnotulen: de hier op 25 juli 1804 opgerichte plaatselijke commissie nam grotendeels de behartiging van het medisch welzijn der stadsbevolking in Zierikzee over. Aan het archief van deze commissie, berustend in het Gemeente-archief te Zierikzee, zijn vele van de hier- volgende mededelingen ontleend. In een schrijven van het gemeentebestuur van Nieuwerkerk, Cape lie en Bodtland, gedateerd 20 januari 1801, ge richt aan „het Collegium Medicum te Zierickzee", wordt beoordeling gevraagd omtrent eventuele onkunde of plichtsverzuim van de plaatselijke vroedvrouw bij een sterfgeval in het kraambed, waar de te hulp geroepen chirurgijn-vroedmeester Daniël Coenraadts tevergeefs kwam. Diens rappor1 ontbreekt helaas hierbij.3) Op 29 januari 1806 wordt het verzoek van Joh. Walker te Wemeldinge van 25 september 1805 tot admissie als vroedmeester door de plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toeverzigt als „geheel denkbeeldig en harssen- schimmig" beschouwd. Slechts in de grote steden is hiertoe een mogelijkheid. Het stadsbestuur wil eerder een tweede chirurgijn-vroedmeester op een jaarwedde, in overleg met de Kamer van Finantie vastgesteld, van f 150,00. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 34