Koninkrijk Holland Tijdens de regering van Lodewijk Napoleon zet de plaatselijke Commissie van Geneeskun dig Toeverzigt haar werk voort in adviezen aan het stadsbestuur. Op 15 en 20 augustus 1806 stuurt ze missiven over de bestrijding van kwakzalverij en over het gedrag van de vroedvrouwen. Een hunner had een tegen-natuurlijke verlossing niet kunnen volbrengen, ,,en het kind reeds tot aan de hals geboren bij de drie uuren in die rigting laten leggen", met als gevolg de dood van het kind, „en welke verlossing als toen nog door een Vroed- meester is moeten geschieden, die zulks in weinige minuten had verrigt" (Deze vroed- meester is vermoedelijk Jac. van der Baan geweest). De commissie raadt nu aan de vroed vrouwen te verplichten om bij een tegen-natuurlijke verlossing een vroedmeester te laten komen, en bij verzuim „hun acte van admissie in te trekken en de uitoeffening der Vroed kunde binnen deze stad te verbieden". Op 10 februari 1807 adviseert de commissie om in de vacature, ontstaan door het overlijden van Pie ter de Potter, als chirurgijn en vroedmeester te beroepen Johannis Hubertus Groothals uit Delft. Deze staat reeds op 18 maart 1805 als 24 jaren oud en ongehuwd in de Poorterboeken aangetekend. Hij genoot onderwijs bij prof. Du Pui in Leiden4) en deed een „loffelijk examen" voor de Departementale Commissie. Over de door hem gevraagde jaar wedde van f 400,00 adviseert de Kamer van Politie op 25 februari 1807 de eerder vastgestelde f 150.00 te hand haven. De Raad besluit op 4 maart tot aanstelling op f 200,00, hetgeen aan de plaatselijke commissie wordt me degedeeld. Aan haar lid Jac. van der Baan wordt gevraagd een instructie samen te stellen. Op 27 december 1807 heeft Groothals zich toen hier „geëtablisseerd". Een extract uit het Register der Besluiten van de Departementale Commissie van Genees kundig Onderzoek en Toevoorzicht te Middelburg, gedateerd 4 juni 1807, vermeldt als ver plicht instrumentarium voor de vroedmeesters: „1. een kromme Forceps 2. een lange Vec- tis of Hefboom 3. een Vrouwe Katheter 4. een tinne Lavementspuit", alsmede een flesje met Vinum Opii Aromaticum (alias Laudanum Liquidum Sydenhami), en een met Liquor Stipti- cus. De vroedvrouwen worden gelast „altoos voorzien te zijn van een tinne Lavementspuit". Als verplicht voor de chirurgijns eist het register buiten de dagelijkse zakinstrumenten bovendien: „1. een Tourni quet met eenige kromme Hecht-naalden, 2. een Vrouwe en eenige Mans Katheters, van onderscheide dikte en groote, het zij van Zilver of Gomelastiek gemaakt, 3. een Balijn met een Spons tot doorstooting van vreemde Lig- chaamen in den Slokdarm volgens van Gesscher.5) 4. een tinne Lavementspuit, 5. een Zak-tabaks-klisteer even eens volgens van Gesscher. 6. tot sluiting van voorkomende Bloedstortingen een genoegzame quantiteit Pluksel en Zwam. alsmede een flesje Sol. Mur. Ferri Composita, gezegd Liquor Stipticus". Het in andere provinciën voorgeschreven instrumentarium was omvangrijker. 6) Daarom is vermoedelijk, mede getuige het opschrift van het gedrukte formulier Voor het Land, de cir culaire bedoeld geweest voor de chirurgijn-vroedmeesters en vroedvrouwen ten platten lan de, „buiten" in Zeeland. Op 17 februari 1809 meldt de plaatselijke commissie aan de departementale, dat de vroedmeesters hier zijn: J. van der Baan en J. Groothals. De vroedvrouw Tanna Pater was in 1808 overleden. De departementale commissie acht op 14 juli 1809 de acten van admissie aan de Zierikzeese vroedvrouwen van 1781, 1788 en 1791 nog voldoende zolang er van de zijde van de plaatselijke commissie geen klachten komen. Op 8 juni 1810 verzoekt Jan Colenbrander toelating, en wordt na dispositie van de plaatselijke commissie op 16 november als chirurgijn en vroedmeester geadmitteerd7) In 1811 begonnen de aanvankelijk in het Frans geschreven geboorteaangiften. De acten hiervan doorziende valt het vrij hoge aantal der onwettig geborenen op (tabel 3). De kerke lijke registers tonen hierover geen betrouwbare gegevens, maar waarschijnlijk zijn de cijfers in de achttiende eeuw ongeveer even groot geweest. 8) 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 35