ken uit te oefenen. Hij was als zodanig de eerste in Zierikzee. hoewel hij in de achttiende eeuw in Dr. Job Baster in
zeker opzicht een voorganger heeft gehad. In zijn voordeel pleitte ook, dat hij op 26 juli 1817 reeds het vroed-
meestersexamen te Leiden had afgelegd.
Op 17 januari 1822 heeft de plaatselijke commissie voor geneeskundig toevoorzicht beslo
ten om krachtens art. 8 en 10 van de instructie, vastgelegd in de wet van 1818, aan de
vroedmeesters en de vroedvrouwen te verzoeken jaarlijks verslag uit te brengen van hun
„verloskundige operatiën, so moeijlijke, tegennatuurlijke als instrumentsverlossingen". In
het archief van het Geneeskundig Staatstoezicht Zeeland, geraadpleegd in het Rijksarchief
te Middelburg, bevindt zich een zodanige staat over het jaar 1824, geschreven door Dr. F.
Keiler te Zierikzee, gedateerd 27 april 1825. Het transcript van de tekst volgt hierachter als
bijlage III. Als afbeelding voegen wij hieraan de aanhef en het einde van het manuscript zelf
toe.
Op 26 januari 1825 is tot Stads Heel- en Vroedmeester, na het betreurde overlijden van J. van Oostenrijk, via het
advies van de plaatselijke geneeskundige commissie benoemd Jan Hendrik Comielje, chirurgijn te Leiden, even
eens op een jaarwedde van f 400,00 met het beding f 30,00 aan de heer Van der Baan te betalen, en de „verplig-
ting om daarvoor met zijn kunst te bedienen de onderscheiden Armen en het Weeshuis". Hij hield ook een wakend
oog op de besnijdenis in de Israëlitische synagoge 23)
Op 30 augustus 1826 overleed Jacobus van der Baan. Ter vervulling van de hierdoor ontstane vacature in de
plaatselijke commissie voor geneeskundig onderzoek werd op 23 november 1827 Dr. F. Keiler aangesteld, die
daarna lange tijd voorzitter van deze commissie is geweest.
De heer Comielje werd in 1832 benoemd tot lector in de heelkunde aan de Clinische School in Middelburg, waar
hij een vereerd leermeester is geworden.24) jn zijn plaats te Zierikzee werd op 29 augustus 1832 uit 5 sollicitanten
aangesteld tot „Stadschirurgijn, Operateur en Accoucheur" de heer Hendrik Leendert van Duyl te Brielle, die daar
reeds 6 jaren de heel- en verloskundige praktijk op lovenswaardige wijze had uitgeoefend. Hij was geboren in
1801 te Zevenhuizen (Z.H.) en werd in 1826 te Dordrecht geadmitteerd als plattelandsheelmeester, in 1827 als
vroedmeester. Voor een jaarwedde van f 400,00 diende hij „de Arnjen te verzorgen, en de Accouchementen der
Arme lieden of deselve door de aanwezige vroedvrouw doen verrigten", en voor elke verlossing daartoe f 2.00 uit
zijn jaarwedde aan haar te betalen. Op 25 april 1848 wordt zijn verzoek om salarisverhoging, omdat zijn werk
zaamheden bij de armen sedert zijn aanstelling tenminste zijn verdubbeld, niet ingewilligd. Op 5 augustus 1850
herhaalt hij, samen met de doctores Boom en Robijn, zijn verzoek wegens het aanzienlijk vermeerderde aantal
consultaties. Hij is overleden 19 april 1851, oud 49 jaren, nalatende zijn vrouw Jeanne Caroline Lambert, „mode
maakster".
Tijdens de negentiende eeuw is het aantal vroedvrouwen in onze stad duidelijk geslonken. In de opgave van
„geadmitteerde kunstoeffenaren" van 16 december 1824 zijn er naast de vroedmeester Van der Baan slechts de
vroedvrouwen Laurina van den Berge (24a) en Maria Engeringh. De laatste, in de Poorterboeken hier reeds geno
teerd op 18 mei 1805 als 23-jarige ongetrouwde vrouw, was afkomstig uit Dordrecht, geboren te Rotterdam als
dochter van de kruidenier Theodorus (Dirk) Engeringh. Zij is katholiek gedoopt op 31 mei 1782, en zo de eerste en
enige katholieke vroedvrouw, die er te Zierikzee is geweest sinds de Hervorming. Zij huwde met de hovenier Gerrit
van Meenen uit Noordgouwe en overleed op 10 augustus 1829, oud 47jaren. Op 20 december 1817 heeft zij een
aanklacht ingediend tegen Elisabeth Peute, een dochter van Laurina van den Berge, wegens het onbevoegd ver
richten van een verlossing. Dit werd doorgegeven aan de Officier van Justitie. Maria heeft haar admissie op 26
maari 1818 verkregen te Middelburg bij de departementale commissie voor geneeskundig toeverzigt.
Ad haar overlijden is op 10 juli 1830 aangesteld als stadsvroedvrouw de hier op 18 augustus 1793 geboren Aletta
van Meerendonk. Haar vader Roelof van Meerendonk is in 1793 uit Dordrecht gekomen en werd hier haven
meester. Zij verkreeg haar admissie op 1 juli 1830 te Middelburg, huwde hier met Comelis Omée uit Axel. van be
roep grutter of „boekweitmaalder"en overleed op 19 december 1859 op 66-jarige leeftijd.
In deze tijd wordt hier, naast de ontplooiing van de capaciteiten der academisch opgeleide
doctores artis medicinae, chirurgiae et obstetricae, de invloed bemerkbaar van de Clinische
Scholen in Middelburg en Rotterdam.
Het archief van de plaatselijke commissie van geneeskundig toeverzigt vermeldt in 1832 als heel- en vroed
meesters: H. L. van Duyl en C. de Jager25) naast de doctores med., chir. et obst. F. Keilend) en Hubrecht
37