droeg. De voldragenheid was duidelijk, maar de vragen omtrent het al dan niet levend geboren zijn. de levensvat baarheid en de doodsoorzaak werden door de plaatselijke commissie in Zierikzee niet met zekerheid beantwoord, mede door de zorgloosheid en onverschilligheid van de moeder. In oktober 1853 vermeldt de plaatselijke commissie de aanschaffing van een „Cephalotribe en Forcepsie tot verbrijzeling van het kinderhoofd bij moeilijke verlossingen, geheel naar den eisch der wetenschap voor dat doel ingerigt",38) ten dienste der hier gevestigde verlos kundigen. Gelukkig is het instrument slechts zelden gebruikt, voorzover dit kon worden na gegaan. Het aantal verloskundige verrichtingen in de periode van 1849-1860 hier ter stede kan uit de jaarverslagen van de plaatselijke geneeskundige commissie gedurende die periode wor den afgeleid (tabel 2). In deze jaarverslagen wordt het bevolkingsgetal in 1818 nogal vaag aangeduid als ruim 6000. Pas sinds 1850 komen nauwkeuriger cijfers ter beschikking. Wij vinden hier verder vermeld in 1859 65 gesloten huwelijken en in 1860 dertien „onechte" en drie tweelinggeboorten. Tabel 2 1849 1850 1851 1852 1853 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 m 112 144 144 131 127 149 139 169 153 Geboorten 241 306 245 v 127 131 126 154 104 138 132 135 137 Levenloos 9 7 9 16 11 4 13 7 20 11 m 77 116 103 151 104 101 123 94 Overleden 139 152 280 144 V 92 112 117 129 115 95 98 101 De tabel toont een licht geboortenoverschot, een nog hoge perinatale sterfte en meestal het vrijwel algemeen geldend groter geboortegetal van jongens boven meisjes. Als vergelijkingsmateriaal volgen in tabel 3 de geboorte- en sterftecijfers in Zierikzee gedu rende de jaren 1811-1865, die ontleend zijn aan de plaatselijke bevolkingsregisters. De sterfte-acten daarin gedurende deze periode geven een hoge mortaliteit in het eerste levens jaar en in de eerste daaropvolgende kinderjaren. De hoge zuigelingensterfte heeft zich tot in het einde dezer eeuw voortgezet. De vermoedelijke oorzaken daarvan noemden wij reeds. De geboorte-acten tonen het reeds eerder vermelde hoge aantal onwettige geboorten. In het begin dezer eeuw is dit in Zeeland, daarna sedert ongeveer 1840 in Zuid- en Noord- Holland het grootst geweest.39) De ongehuwde moeders waren meestal dienstbode, derhal ve toen een „riskant" beroep. Daarna kwamen minder frequent: naaister, weefster, schuurster, arbeidster of ,,particuliere".40) De getallen in de kolom erkend van de periode 1811-1838 geven het aantal erkenningen door de vader aan (soms van 16 of 17 jaren oud!) bij de geboorte-aangifte. De wettigingen door een later huwelijk zijn hier niet vermeld. Bij de jaren 1839-1865 is deze kolom weggelaten, omdat enkele steekproeven geen essentiële verschillen met de voorgaande periode aantoonden. Na 1865 is langzamerhand verminde rend het aantal onwettige geboorten tot kort na 1900 blijven schommelen tussen 5 en 10 van het totaal. Extra moeilijk moet het lot geweest zijn voor de ongehuwden en jonge wedu wen die een tweeling ter wereld brachten, zeker bij de toen grotendeels ontbrekende sociale voorzieningen. Maar misschien kunnen juist in deze gevallen burenhulp en liefdadigheid iets hebben betekend. 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 43