Tabel 4 0-1 14 5-13 14-19 20-49 50-64 65-79 80 totaal inwoner aantal 1884 52 48 21 6 29 29 35 10 273 7049 1885 32 31 14 4 16 25 36 18 176 7043 1886 59 10 9 3 20 20 35 11 176 7099 1887 21 8 5 2 15 19 25 14 119 7162 1888 32 6 1 3 17 17 34 8 134 7113 1889 36 12 2 1 18 11 26 18 134 7067 1890 38 23 2 1 11 17 22 27 158 7060 De heer Zuurdeeg was door de gezondheidswet van 1865 in moeilijkheden gekomen. Hij was geen arts, maar had een goede chirurgische en vooral verloskundige ervaring, naast belangstelling ook voor het overig deel van de ge neeskunde. Wij kennen zijn nogal negatief optreden tegenover de plaatselijke geneeskundige commissie. In 1857 heeft hij nog verzocht de verloskundige armenpraktijk aan de vroedvrouwen over te dragen voor f 50,00 a f 60,00 per jaar. Dit werd door de commissie afgewezen met de motivering dat de heer Van Duyl dit destijds ondanks zijn bezwaren uit eigen kas betaalde. Later in 1872 toen hij gemeenteraadslid was geworden en als „geneesheer be last met de heel- en verloskundige praktijk der gemeente", waarschuwde hij op 12 augustus schriftelijk de burge meester inzake de vroedvrouw Kouwen met de mededeling, dat deze wegens ouderdom en lichaamsgebreken haar praktijk wilde beëindigen. De verloskunde bij de werkende klasse, ruim een derde deel van de bevolking om vattend - zo schrijft hij - dreigde daardoor in een „ongehoorde toestand" te komen, temeer daar de geneesheren ze niet begeerden. Aan deze brief voegde hij toe een staat van het aantal vroedvrouwen in enkele Zeeuwse steden: Middelburg inwoners 16000 vroedvrouwen 6 Vlissingen idem 10000 idem 6 Veere idem 1000 idem 1 Goes idem 5000 idem 1 Tholen idem 3000 idem 1 Op 2 oktober daarna is toen uit zes sollicitanten na advies van de Inspecteur voor de Volksgezondheid in Zeeland, Dr. A. AFokker, benoemd tot stadsvroedvrouw Elisabeth Dagevos-Moelijker te St.-Annaland op een salaris van f 200,00 's jaars (49). Pietemella Kouwen is echter tot in 1877 blijven practiseren. Elisabeth Moelijken was geboren 16 maart 1842 te Haamstede als dochter van de wagenmaker Comelis Moelijker. Na haar opleiding te Amsterdam, 1866-1868, werd ze op 12 april 1869 vroedvrouw te St.-Annaland en huwde 24 maart 1870 met Abraham Comelis Dagevos, horlogemaker en klokkenist aldaar. Ze vertrok in 1872 uit St.- Annaland naar Zierikzee, waar ze betere toekomstmogelijkheden verwachtte. Hier heeft ze slechts enkele jaren ge- practiseerd: ze overleed 10 juli 1875 op 33-jarige leeftijd. Daarna is op 30 oktober 1875 als gemeente-vroedvrouw aangesteld haar jaar- en studiegenote in Amsterdam, de ongehuwde Krina Johanna Kastelijn uit Bodegraven, die op 29 augustus 1842 geboren was te St.-Annaland. Op 4 april 1877 wordt haar verzoek tot salarisverhoging van f 200.00 tot f 300.00, en nog f 50,00 zolang de vroed vrouw Kouwen ook practiseert, ingewilligd. Pietemella Kouwen vertrok op 27 maart 1877 met haar man, een ge trouwde zoon en een dochter naar Rotterdam.50) Krina Kastelijn kreeg daarna hier als vroedvrouw het recht alleen. Maar ze moest samenwerken met de eveneens de verloskunde beoefenende hiervoor genoemde artsen en de heer Zuurdeeg, waarbij zich in 1875 nog had ge voegd Dr. A. Th. van der Starp, die zich iets meer op de zorg voor het kind schijnt te hebben toegelegd. Zij verzocht op 9 mei 1879 ontslag „om reden van gezondheid", dat haar eervol per 1 augustus 1879 werd verleend.51) Ter vervulling van de vacature meldde zich slechts één sollicitante: Maatje Ariëtta Steketee te Scherpenisse, even eens opgeleid te Amsterdam (1876-1878). Door haar goede referenties en het stimuleren van haar benoeming door de heer Zuurdeeg in de gemeenteraad is ze op 1 augustus 1879 hier als gemeente-vroedvrouw aangesteld52). Se dert 13 oktober 1880 werd ze geassisteerd door haar nicht Huigje Cornelia Steketee, geboren 6 maart 1854 te Scherpenisse, die bij haar inwoonde. Deze is geen leerling geweest van de Amsterdamse vroedvrouwenschool. Haar ervaring heeft ze misschien ergens nog bij een oudere vroedvrouw verkregen. Een spoor van een examen van haar is niet gevonden. De heer Zuurdeeg achtte het tweetal vroedvrouwen ideaal, omdat nu de geneesheren jaarlijks niet meer een niet onaanzienlijk getal kunstmatige verlossingen om niet bij het arme en grootste bevolkingsdeel moeten verrichten". 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 46