De brand van de Sint-Lievensmonsterkerk te Zierikzee
in 1832
door H. Uil
Ons heilig en heerlijk huis, waarin
onze vaders U loofden, is met vuur
verbrand; en al onze gewenste
dingen zijn tot woestheid geworden.
(Jesaja 64:11)
Torens en kerken vormen de karakteristieke herkenningspunten van een stad of dorp.
Hoog boven het stadssilhouet van Zierikzee steekt de Sint Lievensmonstertoren uit. Zierik
zee wordt beheerst door zijn „Dikke toren", die het gezicht van de stad zo zeer bepaalt.
Wie oude gravures of prenten van de stad bekijkt, ziet behalve de toren tevens de kerk do
mineren boven de huizenrijen. De Sint Lievensmonsterkerk was een buitengewoon fraaie
kerk in laat-Gotische stijl uit de 14de en 15de eeuw en de grootste in Zeeland. Zeeland's
kroniekschrijver zegt ervan: „zijnde weinige kerken in Nederland bij dese te vergelijkken"
(1). De kerk was circa 102 meter lang en circa 37 meter breed; haar oppervlakte besloeg on
geveer 3% maal die van de huidige Nieuwe Kerk.
In 1832, dit jaar 150 jaar geleden, brandde dit fraaie voorbeeld van middel
eeuwse architectuur in minder dan zeven uur af. In het navolgende willen wij uw aandacht
vragen voor de brand, zijn oorzaken en de sloop van de afgebrande kerk.
De brand (2)
In de nacht van zaterdag 6 op zondag 7 oktober, omstreeks half één, ontdekte men brand
op de zuidwestzijde van het dak van de kerk. Door een sterke wind, uit het westen en zuid
westen waaiend, breidde het vuur zich zeer snel uit over het gehele dak.
Door middel van klokgelui en tromgeroffel werden de bevolking gealarmeerd en de
brandspuiten naar de kerk gedirigeerd. Dadelijk na het ontdekken van de brand drong men
de kerk binnen, waar het gereedstaande avondmaalszilver nog gered kon worden door de
consistoriedienaar Costerus. Dit gebeurde niet zonder gevaar, rond hem vielen de stukken
brandend hout reeds neer. Delen van het in lichterlaaie staande dak stortten dof en met
donderend geweld naar beneden. Uit de fraai bewerkte, uit 1672 daterende preekstoel,
sloeg een grote vlam omhoog.
Het vuur was ontstaan nabij het orgel, dat al snel een prooi werd van de vlammen. Het
prachtige meesterstuk van orgelbouwer Batz veranderde in een puinhoop. De vlammen
sloegen over naar het koor en de kapellen, waar zij in korte tijd alles in lichterlaaie zetten.
De gewelven en bogen begaven het voor een deel onder het vlammengeweld. De brandspui
ten konden tegen deze machtige vuurzee, die niets scheen te sparen, weinig beginnen.
„Boog en balk, gewelf en bint, kapittel en dak door de vlam aangegrepen, ploffen met ver
pletterend geweld neder en beroeren de asch der sedert eeuwen ontslapenen in hunne
nooit gestoorde rustplaatsen"(3).
Alle rangen en standen hielpen mee aan het blussingswerk. Matrozen van hier gestationeer
de kanonneerboten verrichten dapper werk bij deze werkzaamheden. Sommigen zaten zelfs
55