met name het grote huis van de wed. Van Dopff-Kempe (thans Bakkersschool) dreigden vlam te vatten (4). Uit een aantal werden de kostbaarste goederen en meubelen in veiligheid gebracht. De kerk scheen al snel verloren te zijn en daarom concentreerde men zich op het behoud van de naburige panden. Met behulp van de brandspuiten kon men het gevaar ke ren, niet in het minst doordat een deel van de vuurregens werd opgevangen door de hoge en zware iepen rondom de kerk. Had de wind uit oostelijke richting gewaaid, dan was ook de Sint-Lievensmonstertoren in acuut gevaar gekomen. De brand in de nacht van 6 op 7 oktober 1832. Litho door H. Desaur naar een tekening door N. W. Schma/l. (Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Gemeente ZierikzeeHistorisch-topografische atlas). De dichter J. L. van der Vliet goot zijn impressies van de brand in dichtrijm en publiceerde die in de Zeeuwsche Volksalmanak voor 1837 (blz. 127, 128): Een ongetemde vlam doorwoelt de tempelbogen, En spaart geen graf gesteent; bespot het blusschend nat. En dringt de tinnen uit; verheft zich in den hoogen. En rolt verdelgend voort, terwijl zij vonken spat. Het vale nachtgediert, uit zijn verblijf gedreven, 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 59