voor de opbouw van de kerk. Beide uitgaven zouden niet meer dan drie gulden gaan
kosten.
Le Sage ten Broek en Van de Velde Olivier zullen zich hebben gerealiseerd dat samenwer
king beter was, maar tot een gezamenlijke uitgave kwam het niet. Wel leverde mr. J. Ber-
man, vrederechter en gelegenheidsdichter te Zierikzee, voor beide uitgaven de tekst. De te
keningen werden verzorgd door J. Korsten, D. J. Cramer en N. W. Schmall.
De uitgave werd sterk vertraagd doordat J. Korsten (en vermoedelijk ook Cramer en
Schmall) slechts af en toe aan de tekeningen konden werken. Ook de beschrijving van de
kerk, waarin met name ingegaan werd op de geschiedenis, kostte mr. Berman meer tijd dan
aanvankelijk geraamd was. Eerst in 1834 kwamen beide uitgaven van de pers. Le Sage ten
Broek was erin geslaagd enkele honderden intekenaren voor zijn uitgave te interesseren.
Ondanks het feit dat de verschijning zo lang duurde, is de uitgave van de Alkmaarse boek
handelaar vol drukfouten. De uitgave van J. van de Velde Olivier was wat dat betreft aan
zienlijk beter. De Alkmaarse editie had één uitslaande plaat en twee los bijgevoegde platen
en de Zierikzeese vier los bijgevoegde platen (14).
In de voorrede excuseert mr. J. Berman zich voor zijn enthousiasme. Toen hij enkele uren
na de brand benaderd was voor de beschrijving van de kerk, zegde hij „slechts de inspraak
van mijn hart" volgend toe. „Bedaarder nadenken echter heeft mij overtuigd, dat ik te ligt-
vaardig beloofd, en eene taak op mij genomen heb, welke geheel buiten de grenzen van mij
nen letterarbeid ligt". De gegeven toezegging wilde hij echter niet intrekken. Het geschied
kundig onderzoek viel hem niet gemakkelijk. Hij voelde zich op dat terrein „gansch niet te
huis". Ondanks die excuses maakte Berman een redelijk historisch overzicht, dat hoewel nu
op een aantal punten achterhaald, voor die tijd niet onverantwoord (en onverdienstelijk)
was. Behalve aan de geschiedenis van het gebouw en de stichting van het kapittel besteedt
hij veel aandacht aan onder andere de overeenkomst uit 1798, waarbij de R. K. parochie
van alle rechten op het gebouw afzag, aan de praalgraven, aan de graven van de genees
heren Jason Pratensis en Levinus Lemnius en aan de orgels. Alleen in de editie van Van de
Velde Olivier geeft Berman nog een beschrijving van de brand.
De sloop (15)
Onmiddellijk na de brand nam de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente initiatieven om
te komen tot het stichten van een nieuw kerkgebouw. Reeds vanaf het begin werd herbouw
van de oude kerk niet overwogen, maar werd ervan uitgegaan een nieuwe kerk te bouwen,
al of niet met gebruikmaking van één of meer muren van de afgebrande kerk.
Op 12 oktober deden de Kerkvoogden een cirkulaire uitgaan aan alle gemeenteleden, die
huis aan huis werd bezorgd. Kerkvoogden schreven:„Het droevig lot, 't welk onze stad, en
meer bepaald onze gemeente, in het verlies van hare Grote Kerk en het schoonst mogelijke
Orgel getroffen heeft, is U allen overbekend. Betreurenswaardig is dat verlies; maar hoe on
overkomelijk het U ook moge toeschijnen, is het te herstellen, indien onze vereenigde
krachten zich daartoe wenschen en willen schikken... Ja! wat meer is, wij moeten eene Kerk
en een Orgel uit de asch doen verrijzen, waarop onze gemeente, naar hare behoefte, roem
kan dragen...".
Kerkvoogden berekenden de kosten van een nieuwe kerk op 70.000 gulden, een bedrag dat
vrij laag was, maar waarbij rekening werd gehouden met een flinke opbrengst van de ver
koop van de afbraak van de afgebrande kerk. De gemeenteleden werden opgeroepen om
giften te schenken, die vermeld konden worden op de circulaire. Op 15 oktober zouden de
62