schreef hij hem over de nieuwbouwplannen, met het verzoek om de aangelegenheid ter plaatse te komen bespreken. In de eerste helft van november arriveerde hij, met een map vol tekeningen van kerkgebouwen waarvoor hij de plannen had gemaakt, in Zierikzee. Met de subcommissie uit de kerkvoogdij, belast met het toezicht op de kerkgebouwen, bestaan de uit A. Ribbe sr. en K. de Kruyff, besprak Huijsers de plannen voor afbraak van de oude kerk. Bij die bespreking was tevens aanwezig de stadsarchitect A. Ribbe jr. Op 15 november ontving de kerkvoogdij een rapport van de subcommissie naar aanleidng van de gehouden bespreking, met een uitgebreid voorstel voor het zo doelmatig mogelijk af breken van de verbrande kerk. Tevens hadden de heren onderzocht wat nog bruikbaar zou kunnen zijn voor de bouw van de nieuwe kerk. Om alles zo goed mogelijk te kunnen sorte ren moest een loods worden gebouwd voor de berging van de afbraak, het lood, ijzer, ko per, tin enz. Voordat met de afbraak begonnen zou worden, moest eerst het puin in de kerk worden verwijderd, waarbij dan tevens alle voorwerpen van waarde goed gesorteerd konden worden. De diverse stenen konden per soort worden opgestapeld. De subcommissie meende dat de werkzaamheden het beste niet aanbesteed konden worden aan één of meer aanne mers, maar zelf uitgevoerd worden door arbeidskrachten in dienst te nemen tegen een na der te bepalen tarief. Als opzichters bij dit werk werden voorgedragen de aannemer P. van der Linden (hij zou later de bouw van de Nieuwe Kerk voltooien!), de architect D. J. Cramer en de koster A. Phaff, de laatste speciaal voor de beveiliging en het transport van lood, ijzer, tin enz. De kerkvoogden gingen met de plannen akkoord en lieten in de Zierikzeesche Courant een advertentie plaatsen over het opgraven van lijken. Tot 1829 was in de kerk nog regelmatig begraven en bij het afbreken wilde men de graven verwijderen. Degenen die de grafkisten van hun familieleden wilden overbrengen naar de Algemene Begraafplaats, konden zich binnen 14 dagen bij de kerkvoogdij aanmelden. Van deze mogelijkheid is door velen ge bruik gemaakt. Tussen de bouwvallen waren dagen achter elkaar de gave en halfvergane kisten te zien, met daarin de menselijke overblijfselen in gele of groene lakens gewikkeld. Op 13 december werd een partij zware iepen op het kerkhof, die ernstig door de brand had den geleden, door de kerkvoogdij in het openbaar verkocht. Nog in november werd begon nen met de afbraak van het koor en de kapellen eromheen. Begunstigd door een zachte en droge winter verliepen de werkzaamheden voorspoedig, zodat de afbraak van het koor en de kapellen in januari 1833 was voltooid. Alles verliep zeer systematisch en met zorgvuldig heid ging men te werk (16). Ook de funderingen werden tot een behoorlijke diepte wegge broken (17). Afbeeldingen van de kerk na de brand laten zien dat met name de muren nog vrij goed in takt waren en men vroeg zich af of die niet benut konden worden voor de nieuw te bouwen kerk. Vanwege de goede opbrengst van de afbraak stelde de subcommissie op 14 januari voor de muren van de kerk af te breken met uitzondering van de westelijke achtermuur, die hen wel geschikt leek voor nieuwbouw. De kerkvoogdij was enigszins verbaasd over dit standpunt, omdat men eerder had gerapporteerd dat de muren van de kerk in zijn geheel wellicht bruikbaar waren. Architect Huijsers had zich overigens al daarvoor - in december - voor algehele sloop verklaard, omdat het naar zijn mening ondoenlijk was een plan te ma ken voor een nieuwe kerk met gebruikmaking van de oude muren, in verband met de stand en richting ervan. Ook vond hij het opnemen van oude muren in een nieuw gebouw zeer ge waagd. De ervaring had volgens hem geleerd dat er dan toch „ontzetting" plaats zou vin den. De stadsarchitect, A. Ribbe (r., meende bij nader inzien dat het behoud van de muren niet 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 66