wenselijk was. Hij schreef op 19 januari aan de kerkvoogden dat opneming van de muren in het nieuwe kerkgebouw niet fraai zou zijn. Op grond van deze adviezen besloot de kerk voogdij tot sloop van de muren van de kerk met uitzondering van de achtergevel over te gaan. Waarschijnlijk is toen gebruik gemaakt van buskruit om de zeer hechte muren te ver nielen. In hun rapport van 14 januari 1833 stelde de subcommissie tevens voor om nu ook maar de toren af te breken, „als eeniglijk tot afbraak bestemd zijnde". Van de afbraak kon een groot gedeelte gebruikt worden voor de bouw van de nieuwe kerk en het niet-bruikbare deel bracht flink op. De heren hadden de smaak van het afbreken kennelijk goed te pakken! De gedachte hierbij was, dat men bij de nieuwbouwplannen ervan was uitgegaan dat bij de nieuw te bouwen kerk een toren zou worden gebouwd (18). De Sint-Lievensmonstertoren was echter niet in het bezit van de Hervormde gemeente, maar eigendom van de stad. En kele kerkvoogden waren niet ongenegen om de sloop van de toren bij het stadsbestuur aan te vragen, maar met name het punt dat de kerkvoogdij hierin zelf geen beslissing kon ne men deed de zaak naar de achtergrond schuiven. De opbrengst van de afbraak was erg goed. De kerkvoogdij had overigens de vraag naar ko pers gestimuleerd! Zij hadden de minister van Binnenlandse Zaken gewezen op de grote In Zierikzee zijn op vele plaatsen nog restanten te zien van de Sint-Lievensmonsterkerk. Ze werden onder andere gebruikt als schamppalen op de hoeken van straten, zoals hier op de hoek Poststraat-Korte St. Janstraat, (foto: J. D. C. Berrevoets, Zierikzee). 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 67