partij blauwe arduin, vilvoordse en zandsteen die zij beschikbaar hadden. Zij verzochten hem met name deze stenen op te nemen in bestekken voor werken aan dijken en zinkwer ken. Hoewel het verzoek werd afgewezen, werd niettemin veel afbraak verkocht voor de uit voering van waterstaatswerken, onder andere voor het kanaal van Terneuzen naar Gent en aan de Westhavendijk van Zierikzee. De afbraak van de muren van de kerk vorderde gestaag. Ook de fundamenten werden voor een deel weggebroken en de overgebleven graven geopend en vernield. Wagenvrachten met doodsbeenderen werden per schip weggevoerd. Tijdens het afbreken van één van de muren aan de zuidkant deed men een lugubere vonds. Middenin het muurwerk, dat 80 cm dik was, vond men een menselijk geraamte ingemetseld, echter zonder hoofd en zodanig tussen de specie ingeklemd, dat vermoed werd „dat niet het lijk, maar het geraamte indertijd moet zijn ingemetseld geweest". Vermoedelijk heeft dit plaats gevonden tussen 1466 en 1479. De reden van dit alles is niet duidelijk. In april besloten de kerkvoogden het uitbreken van de overige fundamenten te staken. Men wilde nog in overweging nemen om op de fundamenten het nieuwe kerkgebouw op te trek ken. In mei werd ook de achtergevel alsnog gesloopt, die men onder andere op advies van architect Huijsers bij nader inzien ook ongeschikt achtte voor het nieuwe kerkgebouw. De afbraak en bijkomende werkzaamheden duurden nog tot en met april 1834. Toen was niet alles gesloopt, maar nog een klein gedeelte van de oude kerk blijven staan. Dit werd in 1835 gesloopt door de aannemer van de bouw van het nieuwe kerkgebouw, die tevens een gedeel te van de afbraak overnam. Dit laatste omvatte circa 723.000 oude schoongemaakte met selstenen, een grote partij zerken, drempels, bloksteen, trassteen, lood en ijzer (19). Herbouw Rest de vraag of het niet mogelijk zou zijn geweest de kerk te herbouwen. Op grond van het feit dat de muren na de brand vrij goed in takt waren gebleven, kan deze vraag zonder twij fel bevestigend worden beantwoord. Ongetwijfeld had ook een gedeelte van het muurwerk grondig gerestaureerd kunnen worden. Vermoedelijk zouden de kosten van herbouw ook aanzienlijk lager geweest zijn dan de uiteindelijke bouwkosten van de Nieuwe Kerk. Door diverse omstandigheden, waaronder het failliet gaan van de aannemer Huijsers, kwamen de totale bouwkosten van de Nieuwe Kerk op ruim 146.000 gulden, de kosten van het orgel buiten beschouwing latend. Voor dat bedrag was herbouw en restauratie van de afgebrande kerk mogelijk geweest... De tijd waarin de Sint Lievensmonsterkerk afbrandde, was ongunstig voor het behoud van de kerk. Liever zag men in plaats van het oude een nieuw, ruim ingericht kerkgebouw naar de eisen des tijds. De bouw van de Nieuwe Kerk was één lange lijdensweg. Eerst 16 jaar na het afbranden van de oude kerk kon het nieuwe kerkgebouw in gebruik worden genomen. De aaneenschakeling van moeilijkheden die men daarbij ondervond, vallen buiten het ka der van dit artikel (20). Het uiteindelijke resultaat was een kerk in neo-classicistische stijl, waarop de Zierikzeeë- naars in 1848 trots waren. Vergelijking met de zo imposante Sint Lievensmonsterkerk valt uit in het nadeel van de Nieuwe Kerk. Die Nieuwe Kerk, verguisd om zijn stijl, mocht de laatste jaren weer een herwaardering ondervinden, mede een gevolg van het feit dat zij in haar soort een unieke verschijning is (21). De restauratie ervan zal zeker daartoe het zijne bijdragen. De spijt om wat eens verloren ging zal er echter niet minder groot om blijven... 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 68