wel te begrijpen valt, als men de tijd waarin hij opgroeide tot volwassenheid in ogenschouw
neemt.
Ook voor Zierikzee was het laatste kwart van de 19e eeuw een tijd van economische terug
gang. Het gemiddelde gezinsinkomen stagneerde eerst en daalde zelfs nog in later jaren. De
garancinefabriek staakte in 1881 haar werkzaamheden en een jaar later verdween meer dan
de helft van alle meestoven. De graanprijzen daalden door de aanvoer uit Amerika en ver
oorzaakten een langdurige malaise in de landbouw. De bevolking van Zierikzee liep vanaf
1874 in zeven jaar terug met bijna duizend zielen.
Voor de veelbelovende leerling De Vos was het vooruitzicht op het verkrijgen van een baan
niet best. De stad telde talloze werklozen, die van de bedeling moesten leven en het mag
ons dan ook niet al te zeer verwonderen, dat de jonge Pieter het voorbeeld van zeer veel ei
landers wilde volgen en zijn geluk buiten Zierikzee en het eiland wilde gaan beproeven.
Dat zijn ouders hierop tegen waren behoeft ons evenmin te verwonderen. Het volgen van
voortgezet onderwijs - sedert 1869 had Zierikzee een gemeentelijke H.B.S. - bood de moge
lijkheid om vooruit te komen. De liberale denkbeelden hadden ook in Zierikzee wortel ge
schoten. Het naar zee gaan betekende in ieder geval voor iemand uit de middelburgerij een
stap terug op de sociale ladder en dan juist in een tijd dat er sprake was van een verhoogde
sociale mobiliteit. Uiteindelijk heeft zoon Pieter, de trots van de familie, zich gevoegd naar
de wensen van zijn ouders en kreeg hij, na korte tijd op het loterij kantoor te hebben ge
werkt, een aanstelling op het stadhuis.
Als men de werkzaamheden van De Vos als geschiedschrijver aan een nadere beschouwing
onderwerpt, valt in de eerste plaats op dat hij zelden of nooit verwijst naar de bronnen die
hij voor het schrijven van artikelen heeft geraadpleegd. Het is daardoor voor historici wat
moeilijk om van zijn werk gebruik te maken. Wel klaagt hij voortdurend over het „noodlot
tig gebeuren" van 1811, toen maire De Kater een deel van het archief voor scheurpapier
had verkocht. In de tweede plaats is het opvallend dat hij nooit heeft geschreven over de re
latie die Zierikzee vroeger had met de zee. Dat is gezien zijn belangstelling voor de zee en
alles wat daar mee samenhangt toch wel merkwaardig. Was de teleurstelling over de onver
vulde wens om buitengaats een avontuurlijk leven te gaan leiden dan zo groot, dat hij be
wust vermeden heeft over onderwerpen als bijvoorbeeld de zeehandel en de visserij te
schrijven? Of was deze „hartstocht", zoals Meertens het noemt, toch niet meer dan een be
vlieging uit zijn jeugd, die hij in later jaren heeft gekoesterd als een nostalgisch droombeeld,
het symbool van al zijn onvervulde wensen? Hoe dan ook, hij wist zich de door iedereen
geëerde notabele, die als een der eersten op systematische wijze het nog onontdekte verle
den van de eertijds zo bloeiende stad blootlegde en een oorspronkelijke theorie over het
ontstaan van Zierikzee heeft opgezet. Zo heeft hij de stad die in de loop van de eeuwen in
toenemende mate in verval was geraakt, nieuwe roem verschaft.
De Vos schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij zocht en vond ook meestal
in de chaos van de nog nauwelijks geordende en bestofte archieven de geschiedenissen van
kerken en kloosters, van oude patricische woonhuizen en hun geslachten, van stadspoorten
en buitenplaatsen en verhaalde van branden die de stad ooit hebben geteisterd, van verdwe
nen ambachten en bloeiende nering. Hij gaf de vage herinnering aan gilden en godskamer
tjes nieuwe glans en bracht het beeld van het „Zierikzee vóór honderd jaar" tot leven.
Door zijn studie voor de middelbare akte geschiedenis, die hij om onbekende redenen niet
heeft voltooid, is De Vos zeker in aanraking gekomen met de grote negentiende eeuwse
historieschrijvers zoals Ranke en Carlyle en zal hij ook het werk van Fruin en Blok hebben
bestudeerd. Omdat echter de geschiedwetenschap in zijn tijd in Nederland nog slechts in de
71