aanwezige stukken. Veel tijd besteedde De Vos aan de ordening van de omvangrijke serie
charters en schepenbrieven, een werk waaraan hij reeds eerder was begonnen. Hij verbeter
de de charterbeschrijving van de vroegere gemeentesecretaris, mr. J. P. N. Ermerins, en vol
tooide de beschrijving van de schepenbrieven. Zo'n 5900 charters werden door hem op die
wijze bewerkt (11).
Voor de ordening en beschrijving van archieven was in 1898 een handleiding verschenen,
samengesteld door de archivarissen Muller, Feith en Fruin. In honderd regels formuleerden
zij de wijze waarop archieven geïnventariseerd moesten worden. Dit werk, dat baanbrekend
was voor zijn tijd, verwierf een grote bekendheid. Nederland vestigde ermee zijn faam in het
internationale archiefwezen. De handleiding legde de basis voor een nieuwe denk- en bena
deringswijze bij het inventariseren van archieven, waarbij het archief zelf en het orgaan dat
het vormde, uitgangspunten werden. Hoewel P. D. de Vos een exemplaar van de handlei
ding in zijn bezit had, maakte hij daarvan slechts ten dele gebruik. Inventarissen volgens de
beginselen van de handleiding heeft hij niet vervaardigd. Zijn lijsten en overzichten laten
duidelijk zien dat hij de beginselen van de handleiding slechts in zeer beperkte mate toe
paste. Dat gold niet alleen de ordening, maar ook de beschrijving van de archiefstukken.
Ten aanzien van de vraag of een archiefstuk wel of niet behoorde tot een bepaald archief,
liet hij zich maar al te vaak leiden door de inhoud van het stuk, hetgeen een onjuiste orde
ning tot gevolg moest hebben. De beschrijvingen van de stukken zijn in veel gevallen onvol
ledig. De „inventarissen" van De Vos zijn dan ook geenszins toonbeelden van wat van een
20ste-eeuws archivaris verwacht mocht worden. Men krijgt de indruk dat de inhoud van de
stukken hem meer interesseerde dan archivistische kwesties.
De grootste verdiensten van De Vos als archivaris liggen op het vlak van de indicering van
bronnen voor genealogisch onderzoek. Doordat Zierikzee een eigen archivaris had, bleven
de doop-, trouw- en begraafboeken van de kerken van voor 1811 in Zierikzee en werden
door het rijk in bewaring gegeven. Op bijna alle registers vervaardigde De Vos indices, een
reuzenarbeid wanneer men bedenkt dat het hier om ettelijke tienduizenden namen ging. Na
De Vos' pensionering werden de registers overgebracht naar het rijksarchief in Middelburg.
Helaas gingen ze daar tijdens het bombardement door de Duitsers in de meidagen van 1940
voor het merendeel verloren. De waarde van de indices, die in Zierikzee bleven berusten, is
door deze noodlottige omstandigheid nog meer gestegen. Ook de poorterboeken (1302-
1810) bewerkte hij. Ze bevatten niet minder dan 13100 inschrijvingen, die De Vos over
schreef, waardoor ze gemakkelijker toegankelijk zijn.
Hoewel De Vos niet een aktief beleid voerde om archieven van historisch belang te verwer
ven, bleef hij wel attent op dit punt. Een aantal waardevolle aanwinsten werd onder zijn be
heer door schenking of aankoop verkregen. Ten aanzien van archieven elders bleek De Vos
steeds bereid van advies te dienen. De archieven van de Hervormde gemeente te Zierikzee
bijvoorbeeld werden door hem globaal geordend.
Degenen die onderzoek wilden verrichten in de archieven, vonden in De Vos een kenner
van de archivalia bij uitstek. Feilloos kon hij hen de wegen wijzen op welke manier het een
voudigst de verlangde informatie kon worden verzameld. Het aantal bezoekers was in De
Vos' periode nog weinig: gemiddeld 25 personen per jaar. De Zierikzee-kenner werd des te
meer benaderd met schriftelijke vragen. De werken en artikelen die in die jaren verschenen
en waarin Zierikzee werd aangeroerd, danken in niet geringe mate hun informatie aan P. D.
de Vos. Meertens schrijft daarover zeer terecht: „Zijn bereidwilligheid in het geven van in
lichtingen ging de perken wel eens te buiten, en ik zou meer dan één wetenschappelijk ge
schrift kunnen noemen, dat op een andere naam staat dan de zijne, maar dat zonder de me-
76