Dammen en dijken uit de 11e en 12e eeuw in de polder
Schouwen
door dr. ir. S. F. Kuipers
Bij zijn onderzoek van de bodem van Schouwen heeft de schrijver van deze bijdrage aanwij-
zigingen gevonden dat meer landinwaarts reeds dammen en dijken waren opgeworpen om
het opdringende zeewater te keren (1), voordat de huidige ringdijk van de polder Schouwen
was aangelegd. Bij de opname van de bodemkaart werd n.l. opgemerkt, dat op verschillende
plaatsen ver binnen de ringdijk laaggelegen kreekbeddingen voorkwamen, die meer zee
waarts plotseling overgingen in kreekruggen. De kreken werden beschouwd als erosiekre
ken, ontstaan bij hevige stormvloeden. Dat een deel van eenzelfde kreek niet en een ander
deel wel is dichtgeslibd kan alleen worden verklaard door aan te nemen dat er op bepaalde
plaatsen snel na het ontstaan van deze kreken dammen hierin zijn gelegd. Binnen deze
dammen was opslibbing niet meer mogelijk, erbuiten nog wel. Op verschillende plaatsen
bleek een aantal dammen verbonden te zijn door een doorlopende weg, die de indruk
maakte een oude dijk of kade te zijn geweest.
In het verslag van het genoemde onderzoek is een apart kaartje opgenomen waarop de ge
vonden dammen en dijken staan aangegeven. Men treft ze aan langs de noord- en de oost
kant van de polder Schouwen, in het gebied tussen Scharendijke-Noordwelle-Renesse en
tussen Brouwershaven en Zierikzee.
Dit onderzoek had meer een bodemkundig en landbouwkundig dan een historisch doel.
Om deze reden kon aan de oude bedijkingen van Schouwen weinig aandacht worden
besteed. In dit artikel zal iets dieper hierop worden ingegaan.
Methode van werken
Bij historisch onderzoek worden in het algemeen naspeuringen gedaan in archieven en bi
bliotheken. Wanneer een stuk is gevonden dat op het onderwerp waarmee men bezig is be
trekking heeft, kunnen vaak met grote zekerheid uitspraken worden gedaan. Bij het onder
zoek naar de oudste bedijkingen ondervindt men echter de moeilijkheid dat uit de periode
waarin deze werden aangelegd, tussen ongeveer 1000 en 1200 na Chr., slechts weinig oor
konden e.d. aanwezig zijn en dat deze maar zelden betrekking hebben op dijken. Boven
dien zijn ze vaak moeilijk toegankelijk.
Gelukkig zijn er nog andere methoden om tot het gewenste doel te komen. Iedere opslib
bing, afdamming en bedijking heeft nl. zijn sporen achtergelaten in het landschap. Onder
landschap wordt hier verstaan: de bodemgesteldheid en de topografie (wegen, percelen,
hoogteverschillen enz.). In grote trekken was het landschap van Schouwen van vóór 1953
nog aanwezig zoals het in de vroege middeleeuwen was ontstaan en door de mens in ge
bruik genomen. Bij dit onderzoek naar de oude dijken zijn daarom nauwkeurig de gedetail
leerde bodemkaart 1:10.000 (archiefexemplaar op topografische ondergrond Stichting voor
Bodem kartering) en de topografische kaart 1:25.000 (opname 1912-1915) nageplozen.
Aanvullend hierop waren de topografische kaart 1:50.000 (oude stafkaart) en luchtfoto's
van het na de inundatie van 1944/45 droogvallende Schouwen van nut.
Op de bodemkaart geven, zoals hierboven reeds werd vermeld, verschillen in bodemgesteld-
5