[i I "7 afb. 1 Jhr. ir. R. R. L. de Muralt, geb. 9 mei 1871, 9 november 1936 te 's-Gravenhage (foto beschikbaar gesteld door Waterschap Schouwen-Duiveland) Openbare Werken in het toenmalige Nederlands Oost-Indië. Zijn daar opgedane praktische kennis kwam goed van pas, toen hij uit Indië gekomen, zich ineens op Schouwen zag ge plaatst. Tot 1 september 1913 duurde daar zijn dienstverband, omdat hij ontslag vroeg we gens zijn verkiezing tot lid van de Tweede Kamer voor het district Oostburg. Hij woonde te Zierikzee aan de Oude Haven Z.Z. D 480 (is nu Oude Haven 14) en verhuisde op 3 septem ber 1913 naar Den Haag. In de periode 1903-1913 bestonden de verdiensten van De Muralt voor het waterschap o.a. in de verandering van het vroegere stoomgemaal bij Flaauwers (een der schepradmachines werd in 1905 vervangen door een centrifugaalpomp, destijds de grootste in Europa, werd gezegd), het uitvoeren van diverse betonwerken aan de zeewering en de uitbreiding van het toenmalige grindwegennet. Van zijn betonwerken waren de betonmuren als dijkverhoging de meest opvallende ..monumenten". De zgn. ..muraltmuren" zijn algemeen bekend. Ande re betonwerken die volgens systeem De Muralt aan de zeeweringen zijn uitgevoerd, betref fen een tweetal betonglooiingen: de trapjesglooiing en de spijkerglooiing. Voorts heeft hij een aantal zinkwerken van betonplaten aan de Schouwse oevers doen uitvoeren. Toen ir. De Muralt zijn ontwerp van dijkverhoging met betonmuurtjes met de daaraan ver bonden studie publiceerde, werd hem op advies van de raad van bestuur door het Konink lijk Instituut van Ingenieurs de gouden Conradmedaille verleend, (ir. Frederik Willem Con rad (1800-1870) was één der drie oprichters van het K.I.V.I.). De adviescommissie verklaar de dat het ontwerp tot verhoging van een zeedijk met gewapend beton een schijnbaar een voudige vinding was, doch die goed was doordacht en die later van grote betekenis zou blij ken te zijn. In Amsterdam werd omstreeks 1910 zelfs een „Maatschappij tot het maken van 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 81