De plassen en vaarten met of zonder bomen of boten, de rietlanden, bruggetjes en karakte
ristieke boerderijen tussen het groen waren als onderwerpen geliefd door en kenmerkend
voor de Haagse school". De druipnatte atmosfeer van Holland, met de wisselende grijzen
van de meer of minder dramatische luchten boven de plassen waren steeds opnieuw een
bron van inspiratie. Maar mijn ouders werden blijkbaar niet zo aangetrokken door „het
Haagse school-landschap". Mijn vader miste duidelijk de zon en mijn moeder zou zich meer
en meer gaan concentreren op het schilderen van bloemstillevens, met hun rijkdom aan
kleur.
En of er paarden waren in Nieuwkoop? Merkwaardig genoeg komen ze nauwelijks voor in
wat mijn vader gedurende de jaren daar vervaardigde. Figuur is het overheersende motief:
„De mens aan het werk". Zo ontstonden etsen, schilderijen en tekeningen van de smid in
de smederij, de schoenmaker, de schaapscheerder, de baggeraar, de rietsnijder en de steen
bikker.
Vreugde brengt hij tot uitdrukking in de ets „De meimaand", na de geboorte van zijn
oudste zoon in mei 1905. Een jonge boerenvrouw geeft de kalveren te drinken uit haar em
mer met melk, onder bloeiende appelbomen en met op de achtergrond het boerenhuis. De
voorstudies van takken met appelbloesem, van appelbomen en de modelschetsen van de
vrouw vormen een collectie op zich. Een aantal van deze ets drukte hij af in kleur, waardoor
ze enigszins het karakter kregen van een „Engelse" prent. Deze kleurendrukken werden
verkocht voor f 100.—. Mijn vader noemde ze „mijn honderdguldensprent". een voor die
tijd flink bedrag.
In het begin van deze eeuw werd de belangstelling voor grafische kunst aangemoedigd door
grote internationale tentoonstellingen, waarop ook Nederlanders een belangrijke plaats in
namen. München was toendertijd zon internationaal centrum en de daar woonachtige Ne
derlandse schilder J. H. L. de Haas deed veel moeite voor de deelname van landgenoten.
Het leeuwenaandeel van de officiële Nederlandse inzending naar de „Biennale" te Venetië
in 1905 werd geleverd door de grafici. In de met 389 illustraties verluchte catalogus staan
weliswaar enkele afbeeldingen van Hollandse schilderijen (van o.a. Israëls. Jacob Maris en
Toorop), maar veel talrijker zijn de reproducties van grafisch werk: van litho's van H. J. Ha
verman en van etsen van M. v. d. Valk, J. G. Veldheer, Pieter Dupont, J. J. Aarts, Charles
Storm van 's Gravesande, Theophile de Bock, W. O. J. Nieuwenkamp, W. J. Dingemans,
J. Graadt van Roggen, Jan Toorop en Anton Derksen van Angeren (Marius Bauer en Wil
lem Witsen schijnen ontbroken te hebben!).
Vooral Toorop is rijk vertegenwoordigd met droge naaldetsen, gemaakt naar gegevens uit
Domburg en omgeving. Dupont en Aarts waren de meesters van de graveerkunst met de bu
rijn - zo'n tijdrovende techniek, dat de anderen (waaronder ook mijn vader) er niet aan be
gonnen.
In 1907 worden, volgens een publikatie in „Het Leven" van 12 juli van dat jaar. te Amster
dam tegelijkertijd twee grote tentoonstellingen van grafische kunst gehouden in „Arti et
Amicitiae" en in „Sint Lucas". In 1908 maakt mijn vader een uitgebreide serie etsen van
Groningen, die zijn uitgegeven door de firma Scholten: één portefeuille met twaalf etsen en
één met zes etsen. Van 1920 dateert „De grote markt", waarvoor als voorstudie een prachti
ge pastel werd gemaakt. Deze pastel samen met enkele pastels en tekeningen uit 1908 zijn
onlangs door het Groningse museum aangekocht.
Het is misschien ook omstreeks 1908 geweest, dat mijn vader de gewoonte aannam om an
dere plaatsen te bezoeken, op zoek naar nieuwe onderwerpen.
111