Af en toe bezochten we ook de familie Triezenberg in Schuddebeurs. Als zij bij ons kwa
men, maakten ze gebruik van een grote huurauto, maar wij maakten de tocht met de fiets.
Van hun zoon Tony, van mijn leeftijd, herinner ik me dat hij een schitterende bokkewagen
had. waarmee we dan de dijk, met aan weerszijden prachtige rijen iepen, opreden.
Die dijk was tevens de weg naar Zierikzee. Het verkeer bestond hoofdzakelijk uit sjok-sjok
boerenwagens en een enkele equipage, voortgetrokken door een sierlijk dravend paard.
Vooral de open victoria's waren prachtig om te zien!
Een onvergetelijke gebeurtenis uit die jaren vond plaats op de 16e augustus 1923, de dag
van wat genoemd werd de ..begrafenis" van de rechtbank te Zierikzee. Rijtuigen uit Zierik
zee en Schuddebeurs - waaronder ook dat van mevrouw Schuurbecque Boeije van ,,Mon
Plaisir", de enige die haar equipage nog lange tijd in ere zou houden - reden af en aan. Mijn
ouders behoorden ook tot de genodigden en waren al naar binnen gegaan. Wij stonden bui
ten geboeid toe te kijken. Daar kwam ook de zeer lange en besnorde figuur van burge
meester Mr. A. J. F. Fokker van Crayestein van Rengerskerke (om hem zijn volle naam te
geven) aangewandeld vanuit zijn nabijgelegen, ongewoon grote en helaas nu afgebroken
huis met z'n 22 kamers.
Uit het verslag van de ..Zierikzeesche Nieuwsbode' van 17 augustus 1923 wordt duidelijk,
dat de sprekers bij die gelegenheid nogal waren aangedaan. De president van de rechtbank,
Mr. Triezenberg, vond het moeilijk ,,met een koel hoofd te kunnen wijzen op de betekenis
van het feit, dat toen plaats greep". En ook uit het speciale bijvoegsel, dat de „Zierikzee
sche Nieuwsbode" aan deze gebeurtenis wijdde, begrijpen we met welke emoties de presi
dent van doen had, als hij zegt „dat hij zich evenwel in zelfbeheersing al maanden lang ge
oefend heeft en dat hem dat als belanghebbende moderatie betaamt".
Deze dag van de „begrafenis" van de rechtbank werd algemeen beschouwd als de afsluiting
van een roemrijk verleden van de stad Zierikzee, dat vanaf nu haar bestaan moet voortsle
pen als eenvoudig landbouwdorp. In zijn slotwoord dankt de president de sprekers voor „de
laatste eer, aan de rechtbank bewezen". De familie Triezenberg is al spoedig daarna, in
1924, naar Utrecht verhuisd.
In die twintiger jaren hebben mijn ouders enkele malen, meestal aan het einde van het zo
merseizoen, geëxposeerd in Zierikzee, in de voor dat doel niet bijzonder geschikte grote
zaal van „Concordia".
In de winter van 1923-1924 verhuisden wij naar Haarlem. In april en mei van 1924 doen
mijn ouders voor het eerst mee aan de voorjaarstentoonstelling van de Haarlemse schilders
vereniging „Kunst zij ons doel" in het historische gebouw „De Waag", dat zowel vereni
gingsgebouw als de traditionele tentoonstellingsruimte was.
De destijds bekende en zeer scherpe criticus J. H. de Bois begint een bespreking met het
volgende welkomsgroet: „De schilder en etser Dingemans, sinds januari Haarlemmer ge
worden, laat hier „Paarden in de Duinen" zien, waaruit ge gemakkelijk bemerken zult met
een welonderlegd en bekwaam schilder van doen te hebben. Hij is bovendien een paarden-
schilder bij voorkeur en een verdienstelijk etser daarneven. Een veelzijdig man. die voor het
genootschap een aanwinst kan zijn".
Na de zomer van 1924 houden mijn ouders gezamenlijk een omvangrijke tentoonstelling,
ook in Haarlem. Bij die gelegenheid werden de twee hier gereproduceerde werken aange
kocht voor Teyler's museum. In het nummer van januari 1925 van het toen bekende
maandblad „Op de hoogte" schrijft T. Roos over „Het echtpaar Dingemans" een artikel,
waarin hij „een nadere beschouwing van vreugde om schoonheid" geeft: „Want zowel uit
het werk van de heer Dingemans als uit dat van zijn vrouw straalt een grote liefde voor de
117