van een „inwoner" van Sirjansland. Tussen Sirjansland en de in de Rampdagen bekende
„paal nul" aan de Oude Dijk lag een bootje met aanhangmotor, dat elke dag enkele keren
heen en weer voer. Op die manier werd de verbinding tussen deze twee plaatsen onderhou
den. In het gedicht „Hulde aan onze stuurman" krijgen we een indruk van de omstandighe
den uit die dagen. Zo maken de post, melkboer Teun en bakker Bal gebruik van de veer
dienst van Nico Krabbe, aan wie de „ode" ook wordt opgedragen:
„Nico Krabbe is de man
Die niemand onzer missen kan.
Van het dorp tot d'Oude Dijk
Vaart hij over, arm en rijk.
Maar, besluit „inwoner", zoals de schrijver zich aanduidt:
Varen mag nu prachtig zijn
In deze toestand is het maar schijn.
Hij spreekt de hoop uit dat de hechte band tussen de dorpsbewoners zoals die voor de
Ramp bestond, spoedig hersteld mag zijn.
Op 26 september verschijnt een gedicht over de molen van Ouwerkerk. Enkele dagen voor
deze datum maakte de krant melding van de ondergang van dit symbool van rustig dorpsle
ven. Even leek het of de molen het water weerstand zou kunnen bieden, maar ook dit bouw
werk moest ten onder gaan. Op nostalgische toon geeft de dichter uiting aan zijn gevoelens.
Na september wordt de stroom van gedichten in de Zierikzeesche Nieuwsbode niet meer op
gang gebracht. De „Eilandman" merkt naar aanleiding van de boomplantactie op 12 no
vember te Ouwerkerk en elders wel op, dat het op het ogenblik „gedichten regent", maar ze
zijn volgens zijn zeggen van geringe tot slechte kwaliteit en daarom niet in de krant opgeno
men.
De overige gedichten die hier afgedrukt worden, zijn in de Zierikzeesche Nieuwsbode gepu
bliceerd ter gelegenheid van een herdenking van de Ramp. In 1954 wordt het gedicht van
Ad Leijdekkers afgedrukt, in 1963 het gedicht van P. L. Bastiaanse. Twintig jaar na de
Ramp schrijft M. J. Bij de Vaate het gedicht „De handen", een overdenking bij het monu
ment op de begraafplaats te Ouwerkerk. De reeks wordt afgesloten met het gedicht van
mevr. A. Wiebrens dat dit jaar verscheen.
De tekeningen die hier zijn weergegeven belichten diverse aspecten van de Ramp: de dijk
doorbraken, de ravage, het isolement, de totale ontreddering, het bergingswerk, de evacua
tie en het herstel. De meeste ontstonden direct na de Ramp. Elseviers Weelkblad stuurde
twee tekenaars naar het rampgebied om de situatie in beeld te brengen. Zo maakte Eppo
Doeve een reeks tekeningen over de omstandigheden op Schouwen-Duiveland. Ook de te
kenaar C. A. Bantzinger was in Zeeland actief. Van beiden hebben we enkele tekeningen
opgenomen.
Op treffende wijze gaf de Zeeuwse kunstenaar Jacques Prince een beeld van het verdronken
land. In een volstrekt verlaten landschap staat een paard tot de knieën in het water. Op de
voorgrond bevindt zich aangespoeld wrakhout. Een stoel, een tafel, een speelgoedbeer her
inneren aan de oorspronkelijke bewoners. Juist deze attributen van huiselijkheid en gebor
genheid benadrukken nog eens het leed en de totale ondergang.
10