kort geleden verbood de burgemeester een discoavond, toen er bij dat gebeuren dubieuze
elementen in het spel dreigden te komen.
Welke relatie kan nu een plaatselijk of regionaal dialect hebben met de godsdienstige opvat
tingen van de bevolking? Bij de bestudering van het dialect van de Zuidhollandse vis
sersplaats Katwijk18' was het mij opgevallen, hoeveel overoude woorden en klankverbindin
gen in de volkstaal van dit kerkelijk-orthodoxe vissersdorp waren overgebleven. Uit het on
der noot 18 vermelde werk noem ik als voorbeelden uit een zeer grote reeks de vele woor
den met sk- (modern Ned. sch-) aan het begin en een belangrijk aantal woorden uit een ge
schrift van een Katwijkse visser uit 1790, die in de eerste helft van deze eeuw nog volop in
gebruik bleken te zijn.
In 1952 wees mijn promotor, prof. dr. G. G. Kloeke, mij op het Noordveluwse dorp Oene
vanwege daar voorkomende karakteristieke uitspraak-eigenaardigheden, die zelfs overeen
komst bleken te vertonen met de vaak langgerekte klinkeruitspraak van de ..Brunaers" (zie
hiervoor Dial. Sch.-D. 65, noot 2). Van Ds. H. A. Laurentius, em. pred. te Ommen, vernam
ik dat Oene steeds opviel door uiterst rechtzinnige kerkelijke opvattingen, en die gelden
binnen ons Zeeuwse taalgebied zeker ook voor Arnemuiden19' en Ouddorp, waar in het be
gin van de jaren '50 nog het zeer oude persoonlijk en bezittelijk vnw. uus „ons" in gebruik
bleek te zijn (zie ook WZD 1012a). Dit alles overwegende lijkt er alle aanleiding tot de on
derstelling, dat in kerkelijk-orthodoxe plaatsen, in het bijz. die met een talrijke vissersbevol
king, oude taaleigenaardigheden langer bewaard blijven dan elders20'. Onder alle voorbe
houd kan dit ook voor Bru. gelden en een veelzeggend voorbeeld in dit verband werd mij
medegedeeld door de heer J. van Loo te Zieriksee. Hij was van gevoelen dat een uitdruk
king als: ammen 't leeve „als we het beleven" (met op de achtergrond de broosheid van het
leven en de afhankelijkheid van natuur en elementen) eerder op Bru. dan op Brou(w). be
kend zou zijn. Bij controle in het WZD (p. 539 b onder 2. leve(n)) bleek inderdaad, dat deze
uitdrukking voor Sch.-D. wel is opgetekend te Bruinisse (Bns.), maar niet wordt vermeld
voor Brouwershaven.
Met dit alles wil niet gezegd zijn, dat Brou(w). vanwege zijn vrijzinniger kerkelijke opvattin
gen daardoor minder gehechtheid aan de eigen taal vertoond zou hebben. Winkler, Dialec
ticon 2, 177 en 181 maakt melding van een algemeen gebruik van ,,goed Zeeuwsch" bij de
,,Brouwenaers" en dit wordt 60 jaar later bevestigd door DZE 1, 22:Slechts enkele van
elders ingekomen intellectueelen spreken Hollandsch". Enige bevestiging van de invloeden
van godsdienstige opvattingen op de instandhouding van de streektaal21' kan ik in ieder ge
val vinden in het feit, dat alle in dit artikel besproken of geciteerde dialectschrijvers, t.w. uit
Brou(w).: Johan van der Weele (1889-1974) en ,,Bêênekluuver" (J. G. Jonker, geb. 1914),
uit Bru.: mevr. A. Wiebrens-Beekman („Jaone uut Bru.", geb. 1902) en ..Wullum" (W. van
Gilst, geb. 1921) een kerkelijk-orthodoxe overtuiging hadden of hebben.
134