Verklarende noten; titels en afkortingen van in de tekst aangehaalde
bronnen en geraadpleegde werken
1. Enige Hollandse invloed kan in principe al vermoed worden door de stichting van Brou(w). door Floris V. Zie
voor Brouwershaven als voorhaven van Rotterdam en mogelijk daardoor veroorzaakte Hollandse dialectin-
vloed(en): Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976). p. 72 en 77, noot 41. Ook: Dial. Sch.-D. 71, aid. in verband met de
invoer van Delfts bier via Brou(w). gedurende de middeleeuwen en daarna. Verg. J. C. Reitsma-d'Ancona, Brui-
nisse met vlag en wimpel 1468/1968, p. 29, waar melding wordt gemaakt van een in de periode 1653-1669 door
de ambachtsheer mr. Anthony de Jonge te Bru. opgerichte brouwerij „om met Hollants water te brouwen".
Taal-of dialectbeïnvloeding moet echter voor Bru. eerder uit zuidelijker streken verwacht worden in verband
met de mosselhandel op België. Zie hiervoor: A. Wiebrens-Beekman, Un praetje op de koaie nae 't mosselfêêst
in 1964, gepubliceerd in Kron. Zeem. (Sch.-D.) 6 (1981). p. 120/21, Reitsma-d'Ancona. a.w. 54. waar wordt
vermeld dat o.a. de mooie „bienaemen" van de Bruse mosselschippers uit Antwerpen afkomstig zouden zijn,
en tenslotte: Taal en Tongval XXXII (1980). p. 177. Vermeldenswaard is ook dat de „Brunaers" 1935 nog
onderscheid maakten tussen de Schelde (in het bijz. de Oosterschelde in Zeeland) en 't Schelt ,,de stroom voor
Antwerpen" (zie DZE 1, 43, antw. 42).
2. In Bruinisse is de Hervormde Kerk (van confessionele signatuur) het grootst (1920 66%, 1979 55%), daarna de
Gereformeerde Gemeente in Nederland en de Oud-Gereformeerde Gemeente (1979 20%): vervolgens de Gere
formeerde Kerk (1920 12%. 1979 10%).
Ook in Brouwershaven is de Hervormde Kerk het grootst (van vrijzinnige signatuur): 1920 73%), doch door
ontkerkelijking is dit percentage sterk gereduceerd (1979 21%). De Gereformeerde Kerken in Brouwershaven
(na de Tweede Wereldoorlog gesplitst in een Synodale Kerk en een Vrijgemaakte (art. 31) Kerk) kennen een
geringe terugval (1920 21%, 1979 ca. 19%). Bovenstaande gegevens dank ik resp. aan tabel 28 uit de bijlagen
bij het rapport: Jeugd en Gezin in het rampgebied Schouwen-Duiveland 1955-1956, te vinden in het Zeeuws
Documentatiecentrum te Middelburg, aan bereidwillig onderzoek van de heer H. Uil, adjunct-streekarchivaris
te Zieriksee. en aan de afstudeerscriptie van Leen Stoutjesdijk. Als het getij verloopt, verzet men de bakens
(Delft 1980), die mij vanwege het gemeentebestuur van Bru. bereidwillig toegezonden werd.
3. Verg. dr. ir. S. F. Kuipers in: Kron. Zeem. (Sch.-D.) 7 (1982), 15 en 21. Voor Duivendijke moet als overeen
komstige naamsverklaring gelden: (dorp) aan of bij de Duivendijk, zie a.w. 12/13.
4. Te Oosterland blijkt men thans onderscheid te maken in het gebruik van het woord met of zonder voorzetsel: J.
lei in den duif ,,het ligt in de sloot", maar: 't is een brêêë dulleve ,,'t is een brede sloot" (mededeling van Adri
Beije aid.). Te Bru. kent men (nog?): van de wegt in de dulleve, zie Reitsma-d'Ancona 50.
5. Dit werd mij bevestigd door Adri Beije voornoemd met de volgende zinnen: Ajje woste bakt, is tat een lekkere
lucht, en: 't is ma een donkere locht vandaege ..een donkere, bewolkte lucht".
6. Zie Dial. Sch.-D. 51.
7. Ze is daar nog steeds springlevend, getuige de bevestiging door Adri Beije: je raet et.
8. Ook gehoord op band Bru. 30-4-1963 m.b.t. de watersnoodramp op 30 september 1911. Over de waters
noodramp van 1953 schreef ,,Wullum" n.a.v. de 20-jarige herdenking in 1973 in „Ons Eiland".
9. Zie hierover: Zier. Nieuwsb. 12 augustus 1983. p. 3 en id. 29-8-1983. p. 3.
10. Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 9e dr.. Den Haag 1970. dl. II. p. 1810a maakt bij sjoege
de aant.: ,.Barg.. „volkstaal".
11. Zie hiervoor: Kron. Zeem. (Sch.-D.) 7 (1982). p. 127, noot 9.
12. Over de taalsituatie in Zieriksee omstreeks 1980: a.w. 6 (1981). 122 volg.
13. Zie voor haar leven op het water als schippersvrouw: Zier. Nieuwsb. 10 augustus 1983 (extra editie), p. 1.
14. WZD 1036a vermeldt het bij vêêk ook voor Oosterland (Otl.), waar het mij in mijn jongere jaren eveneens be
kend was.
15. Naast de in Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978), 121/22 besproken schetsen vermeld ik nog speciaal het stukje ter
gelegenheid van de 97ste verjaardag van de „Merien kee" genoemde Bruse visser, die met zijn broer in de Gre-
velingen een „stal" bezat, een wijze van vissen die thans niet meer voorkomt. Zie ook WZD 924b: sta[2 en 2.
stal bedde. Ook hier een term uit het boerenbedrijf, die in de visserij toepassing gevonden heeft, verg. hierboven
(p. 133) vuulte.
16. Ds. F. Proost werd bevestigd in oktober 1913, zie Jansen-Glas e.a.. Brouwershaven enz. 27. De namen van de
na hem gekomen predikanten dank ik voor een deel aan de heer A. de Jonge te Brouwershaven. Voor Bru.
135