Toekomst...
Er staat een huisje aan de dijk,
Waar 't water langs kwam stromen,
Maar dat niet door de grote ramp
Als offer werd genomen.
De stormvloed beukte op de deur,
Op ramen en kozijnen,
De fundamenten bleven hecht
Zo kon het niet verdwijnen.
Zij, die er woonden zijn terug,
De schoonmaak gaat beginnen,
't Lijkt hopeloos door al die klei,
Toch trekken ze naar binnen.
Het leven roept, de tijd gaat voort.
De storm kwam tot bedaren,
En dankbaar zijn ze in hun hart,
Dat God hen toch wou sparen!
In buurvrouws huisje blijft het stil,
Die zal er nooit meer wonen,
En buurman zal zich op zijn erf
Ook nimmer meer vertonen.
Daar greep de vloed met ruwe hand
In 't bezig mensenleven,
Hij nam twee offers met zich mee,
Om niet terug te geven.
Zij, die gespaard zijn, werken voort,
Hun kamertje wordt helder,
Al kabbelt ook het water nog
Beneden in de kelder.
Er komt weer hoop, er komt weer licht,
Vertrouwen in hun midden,
En 's avonds staat de vader op...
Kom, laten we gaan bidden.
Hij dankt en even trilt zijn stem,
Maar vaster gaat hij verder,
Hij spreekt van redding uit de nood,
En van de Goede Herder.
Doet Gij met Uwe sterke Hand
Het water weer verdrijven
En buurvrouws kind'ren lieve Heer
Verlaten ons ook nimmermeer,
Die zullen bij ons blijven
KROES
ZN. 2 maart 1953
En de boer ploegt voort.
De boeren en hun knechten
Op Schouwen-Duiveland
Zie hoe die kerels vechten,
De roeispaan in de hand.
Ze kennen geen gevaren
En roeien naar hun stee;
Ze brengen uit de baren
De eg en ploegschaar mee.
Ze ploeteren en sjouwen,
Ze voelen dat het moet,
In hopen en vertrouwen:
Eéns wordt weer alles goed.
Geen twijfel remt het zorgen
Of tast de werklust aan;
Ze pakken elke morgen
Opnieuw de arbeid aan.
Ze geven 't nooit verloren
Hun dierbaar Schouwse land;
Dat hebben ze gezworen
En doen hun eed gestand
Ze zullen waar gaan maken
Het dichterlijke woord,
Hoe fel de rampen raken:
De boeren ploegen voort
Z.N. 4 maart 1953
C. A. Bantzinger. Elseviers Weekblad.
14 februari 1953.
14