1 februari Geen manelicht, geen stergeflonker, Alleen het donderen van de zee In 't bange donker, verhullend 't Woest geweld, Dat in witte wade De bazuinen steekt En door de dijken breekt... In wilde horden stormen z'aan de baren, Hun koude gesel roert de lenden van hen, Die in de slaap het leven nu volenden; In donk're stallen gaan dierenkoppen naar omlaag En sterft het warme leven zo traag... In 't wellustig schuim is nu de oogst geborgen van 't lage land En in de fletse morgen Spoelt door der dijken wond, De vreugde en de zorgen. Waar 't mensenhart ééns steun in vond... In 't murmelen der ebbe Ruist een manend' afscheidsgroet Duidend op het groot verwachten Van de Allerlaatste Vloed! Zierikzee A. Leijdekkers Z.N. 30 januari 1954 Bezinning Toen braken de dijken en dreven de lijken... Een mensheid in nood... Hun graf was gedolven; in 't spel van de golven Klonk 't lied van de dood... Geschreven nog gister in 't levensregister, Doch toen was het boek Opeens vol hiaten. We zwegen... gelaten... De rede was zoek...! De ogen geloken; de banden verbroken... Aan 't leven ontrukt. Getild van de aarde, als iets van geen waarde De dood ingedrukt. Doch voorwaarts gedreven op 't ritme van 't leven Bezield door de stof, In wank'lend vertrouwen, ging ieder weer bouwen Zijn huis en zijn hof... Nu beemden en velden ons duid'Ujk vermelden Dat Schouwen weer leeft... Gedenkt dan één stonde hun doodssnik; de wonde Die altijd nog kleeft... Brouwershaven. l-2-'63 P. L. Bastiaanse Z.N. 1 februari 1963 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 20