uit de 14e eeuw. De tufstenen grafkelders waren aan de bovenzijde afgesloten door stenen, kapvormig tegen elkaar geplaatst, de lichamen lagen ook hier met de voeten naar het oosten gericht. Tijdens deze opgravingen zijn ook kerkfunderingen gevonden. J. Vjjtfj&ttg' Wduw- Overzicht van de werkzaamheden tijdens het bodemonderzoek dat plaatsvond in 1951 op de oude begraafplaats van „Schutje", Nieuwerkerke, bij Kerkwerve. (foto: Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort). Na de watersnood in 1953 is tijdens de hieropvolgende herverkaveling het kerkhof van Oud-Duivendijke door bulldozers weggevaagd, de botten staken als stekels van een stekel varken boven de grond uit. Door een boer is hier enkele jaren geleden nog een vroeg middeleeuwse gouden ring gevonden. Het kerkhof van Klaaskinderkerke is in het jaar 1959 uitgebreid onderzocht door de R.O.B. wederom onder de technische leiding van de heer A. van Pernis en de wetenschappelijke leiding van de heren J. A. Trimpe Burger en G. Elsinga. Tientallen skeletten of restanten hiervan zijn gevonden, in totaal 86 schedels, deels met bijbehorend skelet. De begravingen waren gedaan vanaf eind 13e eeuw tot 1570. In dat jaar heeft de Allerheiligenvloed het dorpje verzwolgen. Ook hier lagen de lichamen met de voeten en het gezicht naar het oosten gericht. Een opvallende antropobiologische bevinding bij deze opgraving was, dat de bevolking van Klaaskinderkerke voor een relatief groot deel bestond uit z.g. rondhoofdigen met lange lichaamslengte, dit in tegenstelling tot de meer algemene situatie in die tijd dat langhoofdigen lang waren en rondhoofdigen kort. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 24