Een begrafenisstoet te Brouwershaven, 1.900. De begrafenis moet eind juli plaatsgevonden hebben, te zien aan de kermistenten. (foto: eigendom Mevr. M. Behrend-Sevenhuijsen. Burgh). het in de mond gehouden wordt, dit een scherpe wrange smaak geeft. De takjes zijn versierd met een strikje van witte en zwarte zijde, geen zilveren filigrain werk zoals vroeger in Zierik- zee. Bij vrouwen welke bij de geboorte van een kind stierven, werd tot in het begin van deze eeuw over het zwarte rouwkleed dat tijdens de begrafenis de kist bedekte, nog een wit kleed (luier) ruitvormig gedrapeerd, ten teken dat deze vrouw in de kraam gestorven was. Wanneer moeder en kind beide tengevolge van de geboorte stierven, was het gebruikelijk dat het kind in de armen van de moeder in één kist begraven werden. Een doodgeboren kindje of een kindje dat kort na de geboorte stierf, werd met een z.g stille begrafenis aan de aarde toevertrouwd. Voor de begrafenis was weinig bezoek aan huis, zon der klokgelui vond de begrafenis tegen de avond plaats. Het normale dorpsleven ging tij dens de stille begrafenis zijn gewone gang. De lijkdienaar droeg het kleine kistje onder zijn arm rustend op een bijbel in de zak van zijn jas, of hij droeg het op zijn armen voor zich uit houdend. De vader volgde de lijkdienaar, soms daar achter de dominee of een ouderling, soms ook nog de grootvader. Het was een triest gezicht zo'n kleine tragische stoet door het leven van alledag te zien lopen. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 36