Bij begrafenissen vanuit boerderijen of arbeiderswoningen ver van de bebouwde kom lig
gend, werden tot in de jaren '20 van deze eeuw boerenwagens gebruikt. De kist lag op twee
bossen „liekströ" op de boerenwagen, hierachter liep de stoet, bij boeren werden de geno
digden ook wel in „gerijtjes" vervoerd.
Een dubbele begrafenis in de jaren '20 van deze eeuw op boeren wagens, zoals beschreven in de roman „de Gan-
telboer" van dominee A. K. Straatsma.
In de jaren '20 en '30 hebben sommige gemeenten een lijkkoets aangeschaft, men kon deze
lijkkoets bij de gemeente huren. Bij verre begrafenissen werd toen al snel gebruik gemaakt
van de lijkkoets, toch vonden in het begin ook nog wel begrafenissen met de boerenwagen
plaats, want dit kostte de boer of zijn familie immers geen geld. Begrafenissen met een boe
renwagen zijn echter in de loop van de jaren '30 wel volledig verdwenen.
In het begin van de jaren '50 hebben in de dorpen de laatste gedragen begrafenissen plaats
gevonden, men ging toen meer gebruik maken van lijkauto's, de dragers in dienst van de
begrafenisondernemer lopen naast de auto mee en dragen alleen nog op de begraafplaats.
Tijdens de watersnood in 1953 zijn de meeste lijkkoetsen op ons eiland verloren gegaan,
momenteel zijn geen lijkkoetsen op ons eiland nog aanwezig. De lijkkoetsen die in bezit van
de gemeente waren, werden bespannen door paarden van een boer welke in dienst van de
gemeente hiermee reed. De paarden voor de lijkkoets waren bedekt met een zwart kleed, af
hangend tot half de benen. In sommige gemeenten hadden de paarden een zwarte kap over
en/of pluimen op het hoofd bij een le klas begrafenis. Dit werd niet gebruikt bij een 2e of 3e
klas begrafenis.
Tijdens een begrafenis op het kerkhof van Oud Ellemeet vond aan het eind van de jaren '40
de volgende gebeurtenis plaats: één van de paarden was een z.g. „driejaar", een jong, groen
paard. Tijdens winderig weer waaide het kleed plotseling naar boven. De paarden sloegen
op hol, ze renden de hele „Schelpbaen uut". en werden vlakbij het kerkhof door iemand
opgevangen, de kist had liggen bolderen in de lijkkoets. De rest van de lijkstoet, welke lo
pend was, arriveerde een half uur later op de begraafplaats.
Een andere bizarre anekdote hoorde ik van de heer H. Berrevoets, welke plaatsvond tijdens
een begrafenis in het begin van deze eeuw van Moriaanshoofd naar Kerkwerve: ,,Vö de wae-
gen liep de liekebidder, 't was mooi weer, 't paerd was vrêêt vliegeziek, ie slae missen kop de
lienen om d'n draoibóöm, de bidder draoi z'n eihe omme om de lienen uutten draoibóóm
t'aelen, ma 't paerd slae missen kop, raek te liekenbidder in die vól dóód op te grond".
De begrafenis
De begrafenisstoet, „de liekstaosie", bestond tot aan de Eerste Wereldoorlog alleen uit
35