In 1877 verkocht jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije één van de twee zgn. „Balkengaten", wat nogal wat stof deed opwaaien in de raad. Het waren gemetselde tunnels, die bij laag water bloot lagen en bij vloed vol liepen, waarin de balken voor de zaagmolen, die er toen niet meer was, nat werden gehouden. Ze lagen ongeveer op het eind van de Algemene Begraaf plaats in het Dijkwater. Het bedoelde „balkengat" werd verkocht aan Willem Hoek uit 's-Gravenhage, die het tot oesterput liet inrichten. In 1883 werd weer een poging ondernomen om de oesterhandel en -kweek nieuw leven in te blazen door de Zierikzeeënaar P. F. van der Vliet en de Bruinissenaar Wouter van den Berg. Zij lieten een grote oesterput, loods en zelfs een huis bouwen in en aan de ,,Val". Ze gebruikten de vooroevers in de Oosterschelde voor oesterteelt. Hun ,,Zierikzeesche Oester maatschappij" gaf aan vrij veel mensen in Zierikzee werk. Om zogenaamd oesterbroed op te vangen werden in het Zierikzeese havenkanaal 100.000 gekalkte dakpannen uitgezet, soms met redelijk resultaat. De felle winter van 1890 bracht deze maatschappij de genadeslag toe. Vrijwel alle oesters waren doodgevroren en hoewel nog tot 1895 doorgegaan werd, zag dit bedrijf zich toch ge noodzaakt te liquideren. De laatste Zierikzeese oesterkwekers, hoewel op bescheiden schaal, waren de gebroeders Mathijs en Herman Berrevoets, die dit bedrijf uitoefenden in de oesterput ten oosten van het Oosthavenhoofd bij de zogenaamde Kulkenol. Ook zij gebruikten de vooroevers voor de teelt. Eén der afnemers van hun oesters was het ..Hotel Van Oppen" waarvan toen J. J. van der Ven eigenaar was. Deze bestelde vrijwel iedere dag oesters, welke dan keurig verpakt in vaatjes bij het hotel afgeleverd werden. De beste klanten van genoemd hotel wa ren de toen nog vele gegoede families, waaronder rechters, officieren van jusitie, enz. die in verband met de tot 1923 bestaande arrondissementsrechtbank te Zierikzee woonden. De gebroeders Berrevoets stierven vrij jong en hun weduwen zagen zich genoodzaakt het be drijf te verkopen. In 1911 kocht de uit Tholen afkomstige vissersfamilie Schot loods, put en toebehoren voor f 3.000,— van de weduwen Berrevoets. Ook zij hebben nog een tijdlang, tot in de jaren dertig, in oesters gehandeld, maar de mosselteelt nam zoveel tijd in beslag, dat de oesterteelt afgestoten moest worden. De laatste Zierikzeese oesterput is evenwel als herinnering nog aanwezig. De oesterplaats Yerseke kwam pas op na 1870, toen de zogenaamde Yersekerbank verpacht werd. Maar dat is een geschiedenis apart! Noten 1. Natuuroesters, dat wil zeggen die niet gekweekt worden. 2. Diepen, tegenwoordig Dieppe aan de Noordfranse Kanaalkust; Calis (Zuidnederlands: Kales, frans: Calais) was van 1384-1598 een Engelse enclave aan de Kanaalkust. 3. In een oesterput met vers zeewater spoelen om de oester het zaad te laten uitspuwen. 4. Het geven van vers zeewater aan de oesters. Bronnen en literatuur Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland. Gemeente Zierikzee. Archief Stad Zierikzee. Resolu ties van de raad en indices hierop. W. S. Linger, De Tol van Iersekeroord, 's-Gravenhage. 1939. Tegenwoordige Staat van Zeeland, Amsterdam, 1751. P. D. de Vos, Zierikzee voor honderd jaren. Zierikzee 1922. Verslagen van de toestand der Gemeente Zierikzee vanaf 1851. Familiepapieren. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 48