De afkortingen Kr. k. en Z. kb. duiden op kraamvrouwenkoorts en ziekten van het kraambed. De tussengeplaatste cijfers geven het gezamenlijk aantal. Sedert 1885heeft vermoedelijk de toepassing van antisepsis mede invloed ge had. Het aantal tweelinggeboorten tijdens de negentiende eeuw wisselde hier van 0-7 per jaar, bij een geboortegetal tussen ongeveer 250 en 300. Zeven tweelingen waren er in 1896, zes in 1862, 1863, 1873, en 1874, vijf in 1864, 1869, 1871, en 1882. Een drielinggeboorte vond plaats in 1864: 3 jongens, die echter na 2 maanden kort na elkaar overleden. Kindersterfte Over de kindersterfte gaven wij in aflevering 2 (Kroniek 1982, pp. 43, 44) reeds enkele getal len. Tussen 1851 en 1863 bevond het jaarlijks sterftegetal bij kinderen jonger dan 2 jaar zich tussen 20 en 50 bij een geboortegetal van circa 260, in 1864 en 1865 steeg het tot 53 en 78 bij de geboortegetallen 313 en 294. In 1866 zijn er 47 kinderen gestorven beneden de leeftijd van 2 jaar op 312 geborenen. In 1869 stierven 49 kinderen beneden 1 jaar, 51 be neden 2 jaar en 78 beneden 10 jaar bij het geboortegetal 253. Vanaf 1892 geven de gedruk te gemeenteverslagen sterftestatistieken tot 1901 in acht leeftijdsgroeperingen (tabel 3). Ta bel 4 in aflevering 2 (Kroniek 1982, p. 44) toont de pas sedert 1887 hierin ontstane verbete ring. Tabel 3 0-1 1-5 5-14 14-20 20-50 50-65 65-80 >80 1892 35 19 5 3 27 31 43 15 1893 29 9 3 4 18 10 19 7 1894 35 20 6 6 14 21 19 10 1895 34 24 5 5 19 16 26 10 1896 56 12 7 6 17 19 28 12 1897 27 13 12 3 6 12 25 9 1898 39 15 6 1 18 15 27 12 1899 57 20 7 1 14 14 23 19 1900 46 14 6 3 18 19 37 11 1901 18 10 3 3 10 11 35 13 Verplichtingen der vroedvrouwen De instructie voor de gemeente-vroedvrouw is in het laatst van de negentiende eeuw zeer kort geworden. In 1874 (Corresp. B. en W., 1874, nr. 418a) telt ze slechts 3 artikelen, in houdend: 1. de plicht tot het verrichten van verlossingen op verzoek van de diverse arm besturen, 2. het kennis geven ervan aan de gemeenteverloskundige, en 3. de plicht diens hulp in te roepen bij tegennatuurlijke verlossingen. In 1879 (Coiresp. B. en IV., 1879, nr. 8S8bis) zijn toegevoegd art. 4 het recht op een verlof van 14 dagen jaarlijks, art. 5 het zich verplaatsen buiten de gemeente alleen met toestemming van B. en W., en art. 6 de verplich ting om bij gewenst ontslag een termijn van twee maanden in acht te nemen. In 1895 is er een van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid uitgaande „instructie" met onder meer wenken voor een, naar de opvattingen van die tijd, doelmatige toepassing van aseptische en antiseptische voorzorgen (zie p. 50 en 51)®. Ze is als het ware een overgang naar onze tijd. 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 51