eventueel zelf in kon grijpen, of tot ziekenhuisopname adviseren. In haar tijd waren deze
achtereenvolgens aanvankelijk: Dr. A. van der Hoeven, J. de Vrieze, A. Spruyt, J. M. de
Ruyter, J. van der Kwast. Th. J. D. Lütge, allen van een oudere generatie.
Dr. J. F. O. Huese, die in 1920 Dr. Ittmann in Noordgouwe was opgevolgd, vestigde zich in
1924 als chirurg te Goes, zijn plaats als geneesheer-directeur van het ziekenhuis afstaande
aan Dr. W. E. Steur, die in 1929 werd opgevolgd door Dr. J. H. van Eldik. In dit jaar kwam
de waterleiding, in 1930 de electriciteit. In 1931 kreeg het ziekenhuis zijn eerste goede
operatie-tafel en een nieuw röntgen-apparaat. Dr. Huese bleef hier éénmaal per week
spreekuur houden, en kwam voor dringende gevallen zelfs bij nacht en ontij per boot over.
Enige tijd werkte hij nog samen met Dr. Koch. Bij niet-operatieve buitengewone verlossin
gen verleende Dr. van Eldik bijstand.
In die tijd kwamen in Zierikzee de jongere in de jaren '30 en later afgestudeerde artsen C. J.
M. Boogerd, Jhr. P. H. Verspijck en C. M. van Hoorn, bij wie het gebruik van gummihand
schoenen in de verloskundige praktijk reeds een vanzelfsprekende zaak was. Vanuit Nieu-
werkerk kwam soms in Zierikzee sedert 1930 de arts E. E. Vleugels Schutter, terwijl vanuit
Noordgouwe Van Eldik ook in enkele gezinnen in de stad praktiseerde.
Het met zuivere olie invetten der handen vóór ieder inwendig verloskundig onderzoek, nog
gebruikelijk in de achttiende eeuw, is in het laatst van de negentiende eeuw vervangen door
wassen en het kort geknipt houden der nagels en soms het spoelen met een antiseptische
vloeistof (Bijlage IV). Sedert ongeveer 1920 werden bijna even zorgvuldig als vóór een ope
ratie in het ziekenhuis de handen en onderarmen gedurende zéker tien minuten intensief
geschuierd met zeep en steriele borstels, en daarna met alcohol of een ander desinfectans.
Dit zogenaamd „steriel wassen" bleef ook gehandhaafd vóór het aantrekken van de steriele
gummihandschoenen, dat enige jaren later gebruikelijk werd, het eerst in de operatieka
mers. In de huispraktijk bij verlossingen gebeurde dit wassen eerst nog met regen- of welwa
ter, waaraan soms een kleine hoeveelheid lysol was toegevoegd.
Het plan tot de aanleg van een waterleiding, waartoe reeds in 1886 concessie was verleend,
vond door de economische toestand geen doorgang. Sedert 1903 werd ze nog enige keren
door de gezondheidscommissie dringend aanbevolen. Toen ze eindelijk pas in 1930 gereed
kwam14), namen in de stad alleen de aanzienlijken een badkamer en wastafels met stro
mend water. Bij de meerderheid van de bevolking kwam er echter slechts een waterkraan bij
de voordeur of in de keuken. Daardoor moest toch bij veel bevallingen het wassen en schui
eren nog vele jaren met water in een schaal of lampetkom plaats vinden.
De kleine instrumenten (scharen, pincetten, Kochers) werden veelal droog bewaard in een
metalen doos met jodoform-. later vioformgaas, soms met formalinetabletten. Maar vóór het
gebruik werden ze dan toch nog uitgekookt. Het „grote" instrument, de verlostang, moest
vóór een eventueel (zeldzaam) gebruik worden uitgekookt of in een dringend geval in een
gasvlam worden geflambeerd. Op deze wijze werd getracht zoveel mogelijk een infectie bij
de barenden te voorkomen, waardoor de inzichten van Plevier in de achttiende eeuw, en
van Semmelweis, Pasteur en Lister in de negentiende eeuw nu in zekere zin tot hun recht
kwamen. Verder was er in iedere verlostas ter controle van de kinderlijke hartactie de
stetoscoop. vervaardigd naar het voorbeeld van destijds Laënnec in 181915>. De kort na de
bevalling onmisbare slijmzuiger en de navelstrengbandjes, eertijds met de instrumenten en
handschoenen mee uitgekookt, later steriel verpakt, behoeven nauwelijks vermelding.
Voor de thuisbevallingen in de stad - in de jaren '20 nog steeds de meeste - zal de wijk
verpleegster (bijvoorbeeld destijds zuster Potappel) in een spoedgeval wel eens zijn bij
gesprongen. Maar meestal was er een baker of een plaatsvervangster. Sinds de vereniging
55