Dit jaar publiceerde Ad Zuiderent zijn bloemlezing met watersnoodpoëzie „1 februari
1953" waarin hij gedichten, proza- en toneelfragmenten geschreven door bekende auteurs
uit voornamelijk de Nederlandse literatuur opnam. De literaire kwaliteit vormde het voor
naamste selectiekriterium voor zijn bloemlezing. Verscheidene gedichten en één verhaal -
een ontroerende beschrijving van Simon Carmiggelt die het rampgebied als journalist van
het Parool bezocht - gaan over Schouwen-Duiveland. We nemen ze hier niet opnieuw op.
Monument. 1 februari 1953. Ad Braai
(foto: J. D. C. Barrevoets).
In een nawoord plaatst Zuiderent de door hem verzamelde literatuur in een eeuwenlange
traditie van gelegenheidspoëzie die in de negentiende eeuw een roemloos hoogtepunt vond.
Met veel bombastisch woordvertoon beschrijft men in die periode het natuurgeweld,
waaraan men uitvoerige godsdienstige en moralistische bespiegelingen verbindt totlering"
van het volk. In veel van de poëzie over de watersnood klinkt de echo van die negentiende
eeuwse mentaliteit. Ad Zuiderent houdt die poëzie uitdrukkelijk buiten zijn bloemlezing.
Wie de Zierikzeesche Nieuwsbode van de eerste weken en maanden na de fatale eerste fe
bruari doorbladert, treft zo nu en dan temidden van een stroom onheilsberichten een ge
dicht aan. In de chaotische toestanden direct na het doorbreken van de dijken verschijnen
er alleen enkele bulletins. In de eerste „normale" krant op 13 februari staat op de voorpagi
na een gedicht van de heer Kroes. Hij publiceerde al regelmatig anekdotisch getinte poëzie
in de Zierikzeesche Nieuwsbode over het leven van alledag. Het gedicht draagt als titel
„Verder"; in de eerste regels roept hij de lezer op ondanks alle verslagenheid toch het
hoofd weer op te heffen en vooruit te zien:
6