„Nu ziet het leven ons weer aan En zegtWe moeten verder gaan. Met eerbied staat de dichter stil bij de vele slachtoffers en hij benadrukt de noodzaak gevoe lens van saamhorigheid en medemenselijkheid ook in de toekomst te blijven tonen, want een mens vergeet snel. Vergeet ze niet, vergeet ze nooit Laat niemand arm zijn of berooid Na deze rampgevaren. Ontplooi uw steun voor 't waterland, Behoud de ware echte band, Reik zwakken telkens weer uw hand. Ook in de loop der jaren!!" Na deze dertiende februari verschijnt de Nieuwsbode weer op resp. de zeventiende, twin tigste, vierentwintigste en zevenentwintigste van de maand. Steeds staat er op de voorpagi na een omkaderd anoniem gedicht, waarvan er een aantal naar alle waarschijnlijkheid toe geschreven kunnen worden aan M. J. Bij de Vaate. Wat ons na dertig jaar nog steeds frap peert is de nuchtere toon van de gedichten die als doel lijken te hebben de bewoners en hel pers moed in te spreken ondanks de bijna hopeloze situatie. Zeker in de gedichten die di rect na de ramp verschenen, is weinig te bespeuren van een ..negentiende eeuwse geest van meewarigheid", waaraan Ad Zuiderent refereert. Op 17 februari staat op de voorpagina het gedicht ,,Schouwen-Duiveland" afgedrukt, met de krachtige beginregels: „Ons eiland zal niet ondergaan, Wij blijven er voor vechten. Hoe fel de stormvloed ons mag slaan Wij laten ons niet knechten. In een verbeten ritme dat sterk herinnert aan oude nationale strijdzangen als „Berg op Zoom hout u vroom" en recentere verzetspoëzie, lijkt het of de dichter zijn medemens een mentale injectie wil geven: alles is nog niet verloren! Juist in deze periode van grote versla genheid konden de gedichten uiterst functioneel zijn. In weinig woorden gaven ze „de bur ger moed". Er is in deze eerste maanden na de ramp sprake van een bijna persoonlijke band tussen krant en lezer, die niet alleen tot uitdrukking komt in het publiceren van deze gedichten, maar nog eens onderstreept wordt door de bijdragen van de „Eilandman", M. J. Bij de Vaate. Zijn meermalen geciteerde uitspraak „de krant is een meneer", kan in deze periode gevarieerd worden tot „de krant is een vriend". Op 27 februari richt de hoofdredak- teur zich in dichtvorm tot zijn lezers, waarin hij de band tussen krant en abonnees nog eens bekrachtigt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1983 | | pagina 9