afb. 8. Het kooikershuis no. A 388 in de eendenkooi aan de Lage Rampertseweg (vroeger Lage Rampaartseweg te Oosterland, zomer 1941. Met paard en „rolkar" zien we M. bij de Vaate uit Oosterland, die land had tegenover de eendenkooi. januari 1889 van St.-Philipsland naar Oosterland. Tot 25 april 1918 bleef hij op de kooi en verhuisde toen naar Batenburg. Hij werd opgevolgd door Job van Dijke, geb. 4 april 1872 te Oosterland. (Mogelijk is er tus sen De Haak en Van Dijke nog gedurende korte tijd een andere kooiker geweest). Job van Dijke was kooiker tot 1 mei 1940 en verhuisde daarna naar Sirjansland. Hij overleed tenge volge van een ongeval op 23 juni 1947 te Bruinisse. A. J. Koetse, dijkbaas te Sirjansland, deed voor f 75,— per jaar tot 1940 de administratie van de eendenkooi. We zien dat Van Dijke in 1932 een weekloon had van f 12,— vrij wo nen en kopgeld per gevangen wild. Het aantal gevangen eenden tussen 1932 en 1940 be droeg gemiddeld zo'n 1400 stuks per jaar. Voordien, zo rond 1900, moet deze kooi één der beste van Nederland zijn geweest, met vangsten tussen 10.000 en 15.000 stuks waterwild per jaar, w.o. veel „halven" zoals smienten en pijlstaarten. Begin mei 1940, enkele dagen voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, arriveerde de van de eendenkooi te Ellemeet afkomstige kooiker Simon Rosmolen (geb. 24 augustus 1908 te Renesse) op de kooi aan de Lage Rampertseweg. Kooiker Rosmolen was ook hier onbezoldigd rijksveldwachter en moest o.a. toezicht houden op het vogelreservaat, toen nog „Den Aanwas" geheten, bij Oosterland, waar hij tevens meeuweieren moest rapen (in 1941 6086 stuks, in 1942 4362 stuks). Het salaris bedroeg f 52,— per maand, vrij wonen, f 0,05 kopgeld per volle bout (wilde eend) en aandeel in de te rapen meeuweieren. 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 100