14. trap je nie dan je nie. lett. „als je niet trapt, dan heb je niet(s)", d.w.z. „trap of je leven ervan afhangt". Van de vergelijkbare, te Brouwershaven 1920 bekende uitdrukking lóóp je nie dan eije nie (zie „Bêênekluuver" in: Kroniek 8 (1983), p. 123) heb ik in een aantekening (id., p. 126) vermeld, dat zij mij in mijn jongere jaren ook te Oosterland zeer vertrouwd was; 15. 'n poene „een harde stoot of dreun", niet opgenomen in WZD. Er lijkt enige verwantschap te bestaan met poe- nen, waarvan Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 9e dr., p. 1547 b (Den Haag 1970) als eerste betekenis opgeeft: „slaan"; 16. ja, nee „bijna, rakelings", door WZD, p. 379 a vermeld voor Sch.-D. in het alg., maar niet met de op ons eiland bekende uitspraakvorm jaa131. Nee wordt volgens de huidige opvattingen als nêê gespeld; 17. spree(u)wieken „spartelende, krampachtige bewegingen maken met armen en benen, door „Joös van Jaone" gebruikt in een van zijn „Brieven uut Schouwen" uit 1951 (zie Kroniek 3 (1978), 128). WZD 917 a geeft zowel voor Oosterland (Otl.) als Scharendijke (Srd.) voorbeelden, waardoor dit woord als gemeenschappelijk Schouws en Duivelands wordt bevestigd; 18. poke „(dikke) buik, lichaam van een mens" wordt door WZD 737/38 als algemeen „ruw" Zeeuws gekarakteri seerd. Vanwege deze karakterisering zou men kunnen denken aan verwantschap met Bargoens pook (zie Bar goens Woordenboek, samengest. door Enno Endt en Lieneke Frerichs, 2e dr. Baam (1974), p. 114), vooral door de aldaar vermelde verkleinvorm pokie: tweedehands, maar nog knap jasje. Tenslotte hang je een jasje om je lichaam; 19. doe je t'r om? „doe je het met opzet?" 20. boonstekke „bonestaak", tegenwoordig met oo gespeld, is in WZD 126 b genoteerd voor Ouwerkerk (Ow.) en Bruinisse (Bns.), waardoor het in ieder geval als Duivelands woord gesignaleerd is. Na deze onvervalste voorbeelden van Oosterlandse volkstaal, ten beste gegeven door de echtgenote van Piet, die zo dom was tot tweemaal toe zijn vrouw een zak met beschuitkrui mels in plaats van hele beschuit thuis te brengen, geeft Vijverberg nog talrijke andere bewij zen dat zijn verhalen in belangrijke mate door Oosterlandse taal en persoonlijke kontakten gekenmerkt zijn. Ik noem de volgende: 21. Zoe -oe -tepap (Hs. Vijverberg, p. 15). een bijnaam. Uit de spelling met twee door een streepje gescheiden oe's blijkt niet alleen dat de scheldnaam luidkeels door de straat galmde, maar ook dat we hier te doen hebben met de op Sch.-D. in het woord zoete vroeger veelvuldig optredende klinkerrekking (Zie Dial. Sch.-D. 3). WZD 1191 schrijft hierover: „meest met duidelijke naklank, waar deze is afgesleten blijft oe -klank lang". Vervol gens wordt zoete met lange oe speciaal vermeld voor Oosterland (Otl.) en Ouwerkerk (Ow.), wat deze wijze van uitspraak als typisch Duivelands kenmerkt; 22. „de lange zwarte vlechten neerslierend op de vloer" (id., p. 29). Verg. voor sliere „glijden" het door „Bêêne kluuver" (Kroniek 8 (1983), p. 122: Brouwershaven 1920) gebruikte padjesliere „paadje glijden" en de door mij daarbij gemaakte aant. 9 (id., p. 126). In WZD 876 afwordt slie:ren voorzien met de aanduiding: Alg. (alge meen Zeeuws). Het hier geciteerde zinsgedeelte komt voor in het verhaal: „Kees van de Zandhoeve, volksge richt op Schouwen-Duiveland" (Hs. Vijverberg, p. 23 - 31). De door de schrijver beschreven gebeurtenis had plaats op „17 Mei 1893" (id„ p. 31); 23. het slotgedeelte van de schets: .-.Boerin met poes" (id., p. 46 - 47). dat in hoofdzaak in dialect geschreven is; 24. het verhaal.Simon" (id., p. 48 e.v.). waarin de hoofdpersoon van p. 50 af tegen de schrijver in dialect spreekt. Opvallend in dit gesprek is: kè-èreke „kerk" (id.p. 51) met de bekende langgerekte, vooral in Duiveland naar de aa zwemende è-uitspraak. Zie hiervoor: Kroniek 8 (1983). p. 125, aant. 1: 25. uut m'n wieke „uit de weg" (id„ p. 59), dat blijkbaar 1900 en later ook te Oosterland bekend was. Verg. band Bru. 30-4-1963: Gae es uut de wieke „ga eens uit de weg", waarbij de bijna 74-jarige zegsman opmerkte: „Oudere mensen zeiden dit. jonge kinderen zeggen het weer. de generatie daartussen niet." Het voorkomen van deze uitdrukking te Oosterland (Otl.) wordt bevestigd door WZD 1140 a. alwaar zij tevens vermeld wordt voor Ouwerkerk (Ow.) en Bruinisse (Bns., zie hierboven), waardoor haar Duivelands karakter vaststaat; 26. de mededeling van de schrijver (id„ p. 63), dat hij van zijn 15de tot zijn 20ste jaar met het kruisnet gevist heeft in de Oosterlandse polder. Ook mijn ouders heb ik vaak horen vertellen over het vissen met het kruisnet („kruusnètte") in de omgeving van Oosterland. Het was ook bekend te Ouddorp blijkens een foto op blz. 282 in: F. den Eerzamen, Het eiland Goeree-Overflakkee. geschiedenis, volksleven, taal (samensteller: J. Klepper), Middelhamis z.j. (blijkens het „woord vooraf" van de samensteller verschenen in 1984); 27. „de schuif uitgetrokken" (id., p. 70). Ongetwijfeld is schuif de vernederlandsing van het bij de oudere in onze 114

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 116