streek geboren bewoners nog zeer bekende schuuve „lade"); 28. de vermelding van Moerland als jachtopziener - rijksveldwachter op het „Huis te Oosterland" (id., p. 71 en volg.), ,,'t Eerenof', het in 1945 door oorlogshandelingen verwoeste jachtslot en zomerverblijf van de am bachtsheren. De jachtopziener voegt de jonge Vijverberg tijdens een van hun gezamenlijke wandelingen door de tuin en het bos toe:„'t nist uutschoppe, oor" (id., p. 75). Izaak Moerland Sr. was nog in 1907 „jachtopziener - huisbewaarder" van het ambachtsheerlijke landgoed141. Zijn zoon Izaak jr. was jarenlang agent van de Rotter- damsche Tramwegmaatschappij en caféhouder in de halte Blauwe Keet te Oosterland. In het tweede gedeelte van Hs. Vijverberg treffen we nog de volgende Oosterlandse bijzon derheden en taalkenmerken aan: p. 87. Johan de Smid, t.w. Johan Matthijsse, onder de dorpsbewoners bekend als Jewan Matiesse of „Jewan de smid". Hij hield jarenlang zondagsschool op Oosterland, waarvan mijn moeder zich uit haar jeugd nog veel wist te herinneren. Matthijsse komt voor op een foto van de kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Oosterland uit 1897 in: Duiveland zoals het was p. 109; p. 91. oom Jab, een verkorting van de voornaam Jakob, te Oosterland (en Sirjansland) veel voorkomend, uiteraard uitgesproken als Jap; p. 92. d'n bakker „de bakker", met het in onze streektaal en andere dialecten van de zuidwestelijke delta en cen traal Nederland vaak voorkomende lidwoord d(e)n bij woorden die onderwerp van de zin zijn. Zie hiervoor: Dial. Sch.-D. 34/35 en kaart 7 in: Jo Daan en K. Heeroma, Zuidhollands (Bijdr. en Med. Dialectencomm. K. Ned. Akad. XXX), p. 20 (Amsterdam 1965); p. 94. ie gae(t) toch nae de barrebiesjes „hij is toch reddeloos verloren, niemand kan hem meer helpen, het is ge daan met hem". Berrebiesjes, bar(re)biesjes wordt in WZD 77 a in verband gebracht met het tot 1713 tot onze Westindische koloniën behorende Berbice. Na de twee eerder door mij besproken Westindische ont leningen in de Zeeuwse dialecten (zie Nehalennia 52. jubileumuitgave, p. 51) kunnen wij nu een derde voor beeld van Caraïbische taalinvloed in onze streektaal introduceren. Bar(re)biesjes wordt in WZD t.a.p. welis waar niet voor Oosterland vermeld, maar wel voor Ouwerkerk (Ow.) en Nieuwerkerk (Nwk.). Het gebruik van het woord door Vijverberg maakt het zeker, dat het woord ook te Oosterland bekend is (geweest). De uitdrukking naar de barrebiesjes gaan komt ook voor bij Endt - Frerichs, Barg. Wdb. 9/10, die het voor zien van de aanduiding: ,,AB - slang", d.w.z. het gebruik van extra - gemeenzame en excentrieke woorden door lieden die overigens wel weten hoe zij de taal moeten hanteren. Het voorkomen in het Bargoens Woordenboek maakt het waarschijnlijk dat deze Westindische ontlening via Bargoens gekleurd taalgebruik in onze dialecten opgenomen is, b.v. van zeelui, marinemensen, plantagepersoneel e.d„ die naar hun Zeeuwse geboortestreek terugkeerden. Het maakt tevens duidelijk dat invloed van het Bargoens op onze streektaal niet beperkt hoeft te zijn tot het eerder door mij bij „Joös van Jaone" gevonden besuugele „be driegen"151 en het in dit artikel besproken poke (zie hierboven, 18); id. d'n achtermidd'g „de namiddag", door P. J. Padmos (Zie Mededelingenblad No. 48 (dec. 1983), p. 258/59) gebruikt in een in de 19de eeuw spelend Dreischors verhaal. Blijkens een door mij t.a.p., 259 gemaakte aantekening vermeldt WZD, 5 a het voor Bruinisse (Bns.) met de opmerking: „raakt in onbruik". Dit en het gebruik door Vijverberg maakt duidelijk, dat achtermidd(e)g in ieder geval een oud Duivelands woord is; p. 98. e.v. het vermakelijke verhaal over Hannesje, die voortijdig moest gaan trouwen. Daarom moest hij zo spoe dig mogelijk een „kot vó't vèrreke" gaan timmeren, want alles is in orde, „as 'n èrrebeier mar 'n wuuf in 'n vèrreke eit". Hannesje verricht dit werk „nae den older", d.w.z. na beëindiging van de dagelijkse arbeid. Older(d), thans verouderd, wordt in WZD 345 Jd voor Sch.-D. opgegeven zonder nadere plaatsaanduiding, maar met de aantekening, dat het woord te Burg (Bh.) en Kerkwerve (Kwv.) ook bekend is in de bet.: „het gewone eind van de dagtaak". Die betekenis heeft het blijkens Vijverberg's verhaal te Oosterland ook ge had. Hannesje's timmerwerkzaamheden verlopen zeer vlot, want zoals Vijverberg schrijft: 't gieng as 'n ertje van 'n plankje „van een leien dakje". Na afloop is hij zo „gróós as 'n poter", d.w.z. zeer trots (id., p. 99). Zie voor deze uitdrukking: Dial. Sch.-D. 17, waar ik duidelijk heb gemaakt dat pooter door verdwijning van de r_in de eerste lettergreep is ontstaan uit poorter „stadsbewoner". WZD 741 a heeft het woord genoteerd voor o.a. Nieuwerkerk (Nwk.), Ouwerkerk (Owk.) en Bruinisse (Bns.), hetgeen bevestigt dat het in Duive land genoegzaam bekend is; p. 107. leut „pret, plezier", te Oosterland nog steeds voor zeer velen het gebruikelijke woord, alhoewel het noor delijke en voor mijn gevoel ietwat vulgair klinkende ]o[ terrein begint te winnen. Zie voor de verschuiving van ]eut naar lol in zuidwestelijke dialecten: Taal en Tongval XXXI (1979), 201 en Kroniek 5 (1980), 83, 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 117