fig. 3: Restant berg no. 30 aan de Klapweg in Duivendijke. Op de foto zijn bewoning slag en zichtbaar.
Deze zullen uit de periode van de kasteelbergen stammen. Hubregtse constateerde ook dat
de diameter van 20 m. van de basis van de kernheuvel groter was dan die van de latere op
hogingen. Men heeft vóór het opwerpen van een heuvel blijkbaar in deze omgeving reeds
op het veen of op de eerste kleiafzettingen gewoond. De scherven die gevonden werden in
de berg zullen uit deze eerste woonperiode afkomstig zijn. De grond voor de heuvel en berg
haalde men ongetwijfeld uit de naaste omgeving.
Hubregtse is ook bij de afgraving van de bergen te Westenschouwen, Brijdorpe en Zierikzee
geweest. Hierover bestaan geen publikaties, maar hij vermeldt wel dat deze bergen alle het
zelfde beeld vertonen als dat van Duivendijke.
In 1952 werd in Nieuwerkerk (D) aan de Stoofweg een berg, no. 48 geëgaliseerd. Hij was in
twee perioden opgeworpen. Uit de eerste periode werden scherven uit de 11e eeuw gevon
den, terwijl uit de hogere lagen kloostermoppen en scherven uit de 13e en 16e eeuw kwa
men (Van Beveren, 1952).
Bij egalisatiewerkzaamheden na 1953 te Klaaskinderenkerke en te Duivendijke werden
eveneens cultuurlagen uit de 11e en 12e eeuw gevonden. Ook werd toen een vluchtberg te
Noordwelle afgegraven (Trimpe Burger, 1957/58).
In de omgeving van de reeds lang afgegraven berg van Westenschouwen werd door de Geo
logische Dienst scherven gevonden uit de 10e en 11e eeuw. Ook werden hier enkele grote
stukken tufsteen gevonden. De Man meldde reeds dat bij de afgraving tussen 1841 en 1873
van de berg van Westenschouwen iets werd gevonden dat op een roggebrood leek. Volgens
hem zou het een soort keisteen zijn geweest „die eens een roggebrood was". In dit verband
is het opmerkelijk, dat bij het veldnamenonderzoek werd genoteerd dat het perceel naast
deze berg „Broodkist" genoemd wordt. Ook het perceel naast één van de bergen te Nieu
werkerk heeft deze naam (zie fig. 4). De percelen waarop deze op roggebrood lijkende stuk-
10