Behalve bij de Hofburch bij Zuidwelle en Luchtenburg bij Haamstede hebben we inderdaad geen enkele burgnaam met een nadere aanduiding aangetroffen. In Zuid-Beveland en op Walcheren heeft het taalgebruik wat dit betreft zich blijkbaar iets anders ontwikkeld. Daar heeft men waarschijnlijk de burchtwerf tot werf verkort. Omge keerd beschouwt Dekker nu alle in de oude oorkonden voorkomende werven als kasteelber- gen. Naar onze mening gaat dit. althans voor Schouwen, en eigenlijk voor het hele Neder landse taalgebied, te ver. Een berg is wel een werf. maar iedere werf nog geen (kasteel)berg. Sporen van kasteelcomplexen op Schouwen-Duiveland In de inleiding werd reeds aangeduid hoe de middeleeuwse burchten, waarvan de bergen een onderdeel vormden, er ongeveer uitzagen (zie fig. 1). Ook op Schouwen-Duiveland werden sporen van dergelijke burchten gevonden. Allereerst in de oorkonden en veldboeken. 1323 Bollaert Bolzoon wordt met zijn steenhuis met hofstede enz. in Zegambacht (ter Loo) verlijd. 1324 De Graaf ontvangt van „Wisse, die Loeper van Bridorpe, zijn steenhuis ende sine wo ning daer hij woont ende die hofstede, daer die woningh ende dat steenhuis op staan, bin nen de graften leggend in het ambacht Looperskapel" en geeft het hem weder ter leen. 1599 in het veldboek van dat jaar staat vermeld: „Hofburch in het ambacht Zuidwelle, west van het Molenwegje". In het veldboek van Ellemeet: 3 blokjes, een hof, een hofstede en nog een hof. In de oorkonde van 1324 staat de situatie van het burchtcomplex duidelijk omschreven. Het steenhuis is het versterkte huis al of niet op een berg; de woning waar de kasteelheer in nor male tijden vertoefde, stond op het voorterrein en het hele omgrachte terrein waarop steen huis en woning staan, wordt de hofstede genoemd. Dit geldt ook voor oude stukken, die niet op Schouwen betrekking hebben. Steeds worden in één adem genoemd, als behorende tot een, ook in het erfrecht, onverbrekelijke eenheid, drie onderdelen van het burchtcomplex. Het eerste onderdeel is de berg met de verdedigingstoren of het versterkte huis. In Loopers- kapelle wordt dit in 1324 het steenhuis genoemd. Voor het belangrijkste onderdeel van de burcht werd toen reeds steen gebruikt. In door Dekker aangehaalde oorkonden wordt voor dit onderdeel ook de namen werf, munitio, huis, barch, motte, veste, burg en hof genoemd. Bij werf, motte, barch heeft men bij de naamgeving vooral de kunstmatige heuvel voor ogen gehad; bij steenhuis, munitio en veste de op de heuvel gebouwde vestingwerken en bij hof het omsloten stuk grond, waarop de vestingwerken waren gebouwd. Maar „hof' heeft ook de betekenis van de plaats, inclusief de gebouwen,waar de hoge heer zijn zetel heeft, recht spreekt enz. Denk b.v. aan 's Gravenhof, gerechtshof enz, waar de gebouwen beslist mede of misschien wel in hoofdzaak bedoeld zijn met de aanduiding „hof'. Het tweede onderdeel van het burchtcomplex is het terrein met de woningen, evt. stallen enz. erop gebouwd. Voor dit onderdeel komen we namen tegen als voorhof, nederhof, sub- munitio, masure, woning, bijgebouwen, voorburg. Deze woorden hebben naar onze mening vooral betrekking op de gebouwen, die vóór de werf, burg, het hof, de munitio, het hoofdge bouw gelegen hebben en niet, zoals Dekker en Vervloet suggereren, vooral op het terrein vóór de berg. In nederhof komt het hoogteverschil tussen de gebouwen op de berg en die ervoor tot uiting. De heer woonde in vredestijd in zijn voorhof ofwel voorburch. In Loopers- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 18