gen te worden genomen met het graven van sleuven en putten langs de buitenzijde van de zuider- en noordmuur van de bestaande kerk benevens het ten oosten daarvan gelegen, sinds 1832 onbebouwd gebleven koorgedeelte van de laat-gotische kerk. Het voornemen van de gemeente Zierikzee dit terrein, gelijktijdig met de restauratiewerkzaamheden, op nieuw te bestraten en te beplanten maande er toe, de opgravingen met spoed ter hand te nemen. Het moge duidelijk zijn geworden dat het onderzoek ernstige beperkingen in de weg wer den gelegd. Weliswaar besloeg de, op een Griekse tempel gelijkende schepping van Huijsers met haar 1220 m2 amper een derde van het oppervlak van haar voorgangster, de laat gotische hallenkerk met haar 4100 m2 vloeroppervlak, 102 meter lengte en 40 meter breed te. maar zij dekte juist de cruciale gedeelten af van het tufstenen kerkgebouw waarnaar de belangstelling in de eerste plaats uitging, zoals gezegd al spoedig blijken zou. Na het verkrijgen van de toestemming der gemeente Zierikzee vatte de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de graafwerkzaamheden begin juni 1979 aan, om deze tegen het einde van de maand augustus af te sluiten. Gaarne memoreren wij de daadwerke lijke medewerking tijdens het onderzoek ondervonden van Gemeentewerken en het Streek- archivariaat. De dagelijkse leiding berustte bij A. van Pernis, technisch ambtenaar bij de R.O.B. Het wetenschappelijk toezicht werd ondergetekende toevertrouwd. fig. 1 Overzichtstekening der plattegronden van de drie elkaar opvolgende kerkgebouwen. Opmeting A. van Pemis. Tekening H. Simon. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 44