die „De emancipatie van de Gereformeerden" (Alphen aan den Rijn -1971), die een jaar la ter van de persen rolt! In dit artikel thans alle aandacht voor „De Afscheiding", die onze re gio niet onberoerd heeft gelaten. De gebeurtenissen van toen hebben recht op nadere be zinning. „De Afscheiding" van 1834 Daar het nu een aspekt van de Zeeuwse Afscheidings-historie betreft, is het onnodig uitge breid in te gaan op de landelijke voorgeschiedenis hiervan. Aangestipt zij slechts dat zich alom herhaalt, wat ongeveer 250 jaar tevoren aktueel was: de strijd tussen Arminius en Go- marus en beider volgelingen. De theologische strijdvraag is in 1618-1619 in Dordrecht in het voordeel van de „Gomaristen" beslecht tijdens de beroemd geworden Synode van Dordt. Op deze synode wordt de Gereformeerde leer uiteengezet, terwijl de „Arminianen", ook wel „Remonstranten" geheten, op vijfvoudige wijze worden veroordeeld. In zijn ook voor onze tijd onthullende rede van 20 juni 1934, „De Dogmatische beteekenis der Afschei ding", heeft de gereformeerde hoogleraar Dr. K. Schilder te Kampen o.a. opgemerkt „dat het dogmatisch belang der Afscheiding geen ander heeft willen zijn, dan de vraag om terug keer, op gronden van Gods waarheid en van nuchteren waarachtigheidszin, naar Dordrecht", omdat het de laatste synode van leerbeslissingen en belijdenisopstelling was. Men nam den draad der historie weer in handen". En „met de leuze „Terug tot de Ca- nones" heeft De Cock zijn reformatorische acte ingezet" (met gebruikmaking van een citaat van Prof. Dr. A. G. Honig). „De Afscheiding" van 1834 is dan ook samen te vatten als een terugkeer naar de aloude kerk, zoals de Dordtse Synode die had geblauwdrukt, maar waarvan de Hervormde of „Ge reformeerde" Kerk zich steeds meer had gedistantieerd. Schilder betoogt dan ook dat „de dogmatische beteekenis der Afscheiding eigenlijk samenvalt methaar symbool( belij- denis)-historische beteekenis". De Gereformeerde belijdenis herkreeg op deze wijze zijn ou de en oorspronkelijke rechten, die ze in de liberaal geworden vaderlandse kerk nauwelijks meer genoot. „De Afscheiding" werd een feit, toen op 13 oktober 1834 ds. Hendrik de Cock in het Groningse Ulrum definitief brak met het Hervormde kerkgenootschap. De vol gende dag wordt door zijn kerkeraad plus de meerderheid van de gemeente de „Acte van Afscheiding en Wederkeering" opgesteld en ondertekend. Hiermee wordt de werkelijke be doeling duidelijk gemaakt dat men terugkeert naar en in het geloofsspoor der Dordtse vade ren. De stap van De Cock is landelijk gevolgd en heeft een kerkelijke „beweging" op gang gebracht, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag aktueel gebleven zijn. Ook op ons (schier-)eiland in talloze harten van hen die het bevolken. Een nadere kennismaking „De Afscheiding" is - zoals bijna overal - ook hier een initiatief van „niet vele edelen en niet vele rijken". Op voorhand willen wij echter graag het misverstand ontzenuwen dat het enkel eenvoudige arbeiders en kleine middenstanders zijn geweest, die deze „beweging" vlees en bloed hebben gegeven. We zeiden het reeds: maar liefst twee „grote boeren" op Duiveland waren onder hen en trokken het voortouw. Daar is allereerst landbouwer Boudewijn Bak ker. Geboren op 15 mei 1770 in het dorp Oosterland en zoon van (eveneens landbouwer) Hendrik Bakker en Cornelia van de Reest. In 1797 verhuist de familie naar Sirjansland. Boudewijn Bakker krijgt zitting in de gemeenteraad en ook op kerkelijk gebied laat hij zich niet onbetuigd. Vele malen komen we zijn naam tegen in de kerkelijke bescheiden. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 66