Zierikzee is zelfverzekerd en geruststellend. Nérgens is er immers sprake van „openlijke" afgescheidenen? De autochtone bevolking voelt er blijkbaar weinig voor. Toch is het juist déze brief die onze eerste Hervormde bron wordt t.a.v. „De Afscheiding" op Schouwen- Duiveland (c.q.). Ik citeer: „Er bevinden zich nogthans in verschillende gemeenten onder dit Klass. ressort, die zich, wanneer eene afscheiding tot stand kwam, bij de afgescheidenen zouden voegen. Dit toch is van hen te voorzien die, hoe verschillend de redenen daarvoor zijn, de bijwoning der openbare Godsdienstoefeningen opzettelijk verzuimen". Ze komen dus nu - anoniem nog - tóch al aan het licht! De mensen die opzettelijk de kerk diensten negeren. Onder hen mogen wij zonder meer de „vromen" vermoeden, die kort daarop een duidelijker gezicht krijgen, doordat zij zich „officiéél" afmelden bij hun predi kant om nog langer tot de „Gereformeerde" Kerk te behoren. Een kerk die h.i. zich ten on rechte dit predikaat blijft toeëigenen. Ergens ademt de brief van het klassikaal bestuur hoogmoed en zelfoverschatting uit, daar de weinige uitgesproken afgescheidenen uit Sint- Philipsland, Stavenisse, Sint-Maartensdijk en Oud-Vossemeer worden afgedaan met eenvou dig en zonder enige invloed. Alles kan blijkbaar bij het oude blijven. De brief eindigt met de „hartelijken wensch, dat de zaak der afscheiding nimmer door eene erkenning moge gewet tigd worden". Dat men zich dan ook verkijkt op deze groep praktizerende randkerkelijken en hun slagvaardigheid, zal weldra blijken! „De Afscheiding" als plaatselijke ontwikkeling Schrijvend over „De Afscheiding" mogen wij het procesmatige karakter niet uit het oog ver liezen. Teveel wordt deze „beweging" gefixeerd op het jaar 1834. Wat er te Ulrum plaats vindt is „slechts" een startschot voor velen in den lande! „De Afscheiding" is ten diepste af hankelijk van oneindig veel momenten. Elke persoon die te kennen geeft „geschrapt" te willen worden uit het lidmatenregister van de plaatselijke Hervormde Gemeente, be werkstelligt feitelijk een „afscheiding" in het klein. Al die afmeldingen bij elkaar opgeteld, rekening houdend met het wézenlijke motief „weder te keren" tot de ware Gereformeerde Kerk, levert ons dan „De Afscheiding". Hoe kreeg die nu op ons eiland gestalte? Ons oriën tatiepunt is Nieuwerkerk, ook al kunnen we er niet om heen, dat landbouwer Boudewijn Bakker de eerste „afgescheidene" was, nog voordat Ds. De Cock het zelf werd! Nieuwer kerk is van belang, omdat Dirk van Farowé als grote voortrekker hier woonachtig was. In houdelijk horen wij straks meer daarover! Aan de hand van het binnenkomen van „afscheidingsmissiven" bij de plaatselijke pasto rieën kunnen wij de duur van de Afscheidings-ontwikkelingen redelijk scherp aflezen. Te Nieuwerkerk duurde dit proces vanaf 1836 tot in 1855, terwijl in Zierikzee de formele uit tocht in 1840 begint en voortduurt tot 1853 in eerste instantie. De werkelijkheid zal echter ruimer opgevat moeten worden. Afmeldingen hebben doorgaans betrekking op de lidma ten. De doopleden komen niet ter sprake. Ondanks een tekort aan documenten mogen wij tóch konkluderen dat bijv. te Oosterland in de jaren 1855 en 1856 „De Afscheiding" grote aantrekkingskracht begint uit te oefenen op een grote groep binnen de Hervormde Ge meente. In de acta van de kerkeraad lezen we op 10 april 1855, dat er wordt aangedrongen op naauwkeuriger toezigt, over het kerkgaan der bedeelden. Wordt besloten, de ge- heele bedeeling in te houden voor wie naar de afgescheiden kerk loopt, en 10 cents te kor ten, degenen die zonder wettige redenen de kerk verzuimen". Het mag echter weinig baten. En onder druk van de duurder wordende tijden notuleert de plaatselijke pastor op 11 au gustus 1856: „Daarna wordt opmerkzaam gemaakt, dat sommige armen weinig van de kerk, 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 68