De ontvangst van dit stuk is blijkbaar aanleiding genoeg voor Ds. Lette om de kerkeraad te alarmeren! Eén afmelding van een mandenmakersechtpaar is nog tot daaraan toe, maar een „bedankje" van notabel Dirk van Farowé moet als donderslag bij heldere hemel zijn aange komen. Of misschien toch weer niet? In hoeverre liepen er persoonlijke verbindingslijnen tussen deze vermogende landbouwer naar de partikulier Pieter van Vessem, de hoefsmid Ja cobus Slager, de gareelmaker Jacob Kooyman, kuiper Eduard Lodewijk, Jan Pieter Flik- weert (droger in de meestoot), arbeider Marcelis van Farowé (jongere broer van Dirk), man denmaker Cornelis Goote, een aantal arbeiders en arbeidsters, twee (vrouwelijke) partikulie- ren en drie winkeliersters? We weten het niet precies, maar een aantal „zakelijke" details springen ergens wel in het oog. De kontakten over en weer zullen ook van „geestelijke" aard geweest zijn. Zijn zij ertoe overgegaan elkaar thuis op te zoeken om ongedwongen de eeuwige dingen te bespreken? Waren déze personen degenen die al eerder een „gezel schap" in de klassieke zin van het woord vormden, waartoe Dirk van Farowé zich steeds meer voelde aangetrokken? Zie hier de aanwijsbare aanzetten die duiden op plaatselijke afscheidingen op Schouwen- Duiveland. Met nadruk op Duiveland en de stad Zierikzee! Het „Kerkelijk Notelboek" De vondst op het eind van de jaren '60 te Oosterland van een sinds de watersnood van 1953 verloren gewaand dokument werpt een onthullend licht op „De Afscheiding". Niet enkel van toepassing op één bepaald dorp, maar uiteindelijk het hele eiland omvattend. Het gaat hier om het authentieke zgn. „Kerkelijk Notelboek", geschreven door niet minder dan Dirk van Farowé gedurende de periode 1836-1845. Dit 75 pagina's tellend handschriftje (gebon den in leren omslag) beschrijft m.n. de lotgevallen van drie „gemeenten": Nieuwerkerk, Oosterland en Bruinisse, waartoe ook een aantal personen uit nabije dorpen behoren. Later komt ook de afgescheiden „gemeente" van Zierikzee binnen het gezichtsveld. Vlak voor de ramp van 1953 putte Ds. M. G. Westerhof te Nieuwerkerk één en ander uit dit notulenboek- je voor een voordracht en later zijn artikelenreeks over „De Afscheiding te Nieuwerkerk in Duiveland". Hij bezorgde hiermee de regiohistorie-minnende lezers van de „Zierikzeesche Nieuwsbode" een vijftal zeer lezenswaardige artikelen, met daarin de globale gebeurtenis sen die te Nieuwerkerk hebben plaatsgevonden. Nader onderzoek bracht echter nog meer aan het licht, zodat thans de afscheidingshistorie mede dankzij het hervonden „notelboek" aan de vergetelheid ontrukt mag heten! Terecht noemt Westerhof het handschrift „buiten gewoon belangrijk, een historisch document van unieke waarde"! Immers, alle „afscheidings-wortels" van heel het eiland komen we hierin op het spoor! Dat we in het ka der van dit artikel slechts enkele facetten van het totale gebeuren kunnen belichten, zal be grijpelijk zijn. „Gezelschappen" worden „gemeenten" Het „Kerkelijk Notelboek" zet in met een zakelijke opsomming van de drie „gemeenten"! Op 15 oktober 1836 was er n.l. een gemeenschappelijke vergadering te Nieuwerkerk gehou den. Er is al direkt sprake van „gemeenten", waaruit blijkt welke toekomst men ziet wegge legd voor de „groepen" die voorheen plaatselijk buiten de kerkmuren bestonden. Resultaat van deze bijeenkomst is de benoeming van ambtsdragers. Dirk van Farowé als ouderling en Pieter van Vessem als diaken. Beiden van de Nieuwerkerkse „gemeente". Op 19 oktober kiest de „gemeente" van Bruinisse Jacob de Waal als ouderling en Marinis van den Berge 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 71