Onder de afgescheidenen groeit de behoefte naar onderling kontakt. En zo komt er te Mid delburg een zgn. „Provinciale Vergadering van Zeeland" onder voorzitterschap van Bud ding. Op deze vergadering ontvangt hij officieel een provinciaal beroep. Hem wordt een traktement van f 800,— in het vooruitzicht gesteld. Na veel aarzelingen neemt hij deze roe ping aan. Hiermee krijgen alle „Christelijke Gereformeerde Gemeenten" in hem een „ei gen" herder en leraar. En als zodanig doet hij opnieuw ons eiland aan. Als basis kiest hij het boerenerf van „landman" Dirk van Farowé te Nieuwerkerk, dat aan de rand van het dorp gelegen is. Van alle hoeken van het eiland dromt men samen. Ieder wil Budding graag ho ren, al was het alleen al om hem zelf eens gezien te hebben. Maar eenmaal onder zijn predi king geweest kan men maar moeilijk meer van hem loskomen. Op Schouwen-Duiveland heeft dit tot gevolg dat enerzijds de vaste kernen zich uitbreiden, anderzijds dat de dorpen elders ook „besmet" raken door „De Afscheiding". Zózeer, dat op gezette tijden Budding met „zijn" Duivelandse kerkeraadsleden onderweg zijn tot in de kop van Schouwen voor huisbezoek! De regelmatige bezoeken van de „eigen" predikant betekenen ook een uit komst voor hen die hun kinderen wensen te laten dopen. Ook kan er nu gedacht worden aan een regelmatige viering van het Heilig Avondmaal. Een „historisch" moment blijkt de avond van 12 november 1837, wanneer Ds. Budding de ruim een jaar eerder gekozen en benoemde broeders ambtsdragers alsnog in hun ambten bevestigen mag. Tegelijk doemt ook een intern geschil op. Wegens de „onverzoennelijken staat" van ouderling Hendrik Kievit te Oosterland t.a.v. een broeder des geloofs wordt hem door de predikant het ambt onthouden. Dit besluit brengt nieuwe spanningen teweeg. Aanvankelijk lijkt Kievit schuld te bekennen, maar komt daar later weer op terug, breekt definitief met de Oosterlandse ge meente en begint met een eigen kleine groep een konventikel. (Hierin kunnen we achteraf bekeken de aanzet terugvinden van de latere Ledeboeriaanse gemeente te Oosterland. Het schijnt dat „oefenaar" en later „dominee" Pieter van Dijke te Sint-Philipsland hier menig maal is voorgegaan. Later komt deze gemeente onder invloed van voorganger Daniël Bak ker uit 's-Gravenpolder, en wordt dan een zgn. „Bakkeriaanse gemeente"). De splitsing te Oosterland wordt een feit op 15 november 1840, wanneer men de mededeling ontvangt „dat H. Kievit en zijn vrouw verklaard hebben geen kerkelijke gemeenschap te kunnen oe fenen met de thans bestaande gemeenten". In hun spoor volgen ook anderen. Verzoe ningspogingen door met name Van Farowé lijden schipbreuk. Zelfs de te hulp geroepen Ds. Budding kan het tij niet keren. Maximiliaan Braam in aktie De betekenis van Ds. H. J. Budding voor ons eiland is gelegen in de jaren 1836 tot 1843. Hierbij dient wél deze kanttekening, dat diens herhaalde in-hechtenisnemingen de konti- nuïteit van de bezoeken flink zullen hebben verstoord. Het meeste werk komt dan ook neer op de kerkeraadsleden o.l.v. „Praeses" Dirk van Farowé. Dat juist het erf van Van Farowé gedurende ruim tien jaren een veel en graag bezocht punt is, ligt aan het feit dat deze land bouwer duidelijk de eilandelijke „koploper" is in het afscheidingsgebeuren. Dit blijkt ook uit zijn funktie van „Korrespondent voor het Eiland Zzee". Op de eerste Provinciale Verga dering van 8 februari 1837 is hij als zodanig benoemd, om bij eventuele geschillen „hetzij onder Kerkenraadsleden, of partikeliere leden der gemeenten" te bemiddelen. Ook in za ken buiten het eiland biedt hij menigmaal de helpende hand! Wanneer Ds. Budding op Dui- veland verschijnt, bezorgt dit veel drukte op het anders zo rustige, agrarisch ingestelde dorp Nieuwerkerk! Wat er op geestelijk gebied gebeurt gaat dan ook niet voorbij aan de 73

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 75