Provinciale problemen
Op Walcheren en de Bevelanden komen de gemeenten al snel in konflikt met Ds. Budding.
De druk van buitenaf wordt de meesten van hen te groot. Om aan vervolgingen en beboetin
gen te kunnen ontkomen besluit men „vrijheid" aan te vragen bij de Koning. Men volgt
hierin Ds. H. P. Scholte te Utrecht, die zijn gemeente daardoor in rustiger vaarwater mag
loodsen. Hierover ontbrandt de toorn van Budding. Het is verraad aan het Gereformeerde
principe! Ook de voorkeur voor de „nieuwe Psalmberijming" van 1773 in een aantal Zeeuw
se gemeenten is Budding een doorn in het oog. Zelf had hij al direkt na zijn afscheiding te
Biggekerke teruggegrepen naar de berijming van Petrus Dathenus. Niet minder vervreem
dend is de voorkeur voor de zgn. „Utrechtsche Kerkenorde" van het merendeel der ge
meenten bóven de door Budding hooggehouden Dordtse Kerkenorde. Op de Provinciale
Vergadering van 30 januari 1839 breekt Budding met al die gemeenten die niet eens
geestes met hem wensen te blijven.
Zó zien we „De Afscheiding" in het Zeeuwse uit elkaar vallen. Ruim duizend afgescheide
nen raken plotsklaps „herderloos", terwijl een zestal gemeenten, te weten: Domburg, Big
gekerke, „Zierikzee" (waarmee ons hele eiland wordt bedoeld), Tholen, Oud-Vossemeer en
Sint-Philipsland de kant van Budding kiezen.
In 1841 vindt men in Ds. Cornelis van der Meulen te Middelharnis een waardig opvolger
voor Budding. Van der Meulen raakt om zijn pastorale kwaliteiten bekend als de „Apostel
van Zeeland"! Merkwaardigerwijs wonen zowel de „Vader der Zeeuwse Scheiding" als ge
noemde „Apostel van Zeeland" in dezelfde stad Goes!
Schouwen-Duiveland „trouw" aan Budding
Zoals boven bleek, kiest „Zierikzee" (dus: heel Schouwen-Duiveland) voor de aanpak-
Budding. Echter: Van Farowé is voorzichtig en tracht via dubbelsporige ontwikkelingen
nog te redden wat er aan eenheid te redden valt. Wanneer Zierikzee na de „vrijheidsaanvra-
ge" kontakt krijgt met de kerken van Ds. C. v. d. Meulen, maar daartoe de Psalmberijming
van Datheen laat varen, is dit voor Van Farowé het moment nu definitief een eigen weg op
te gaan. Van Farowé weigert zich te laten overreden „om met de gemeente in hetzelfde
spoor te komen daar die van Zierikzee in overgegaan zijn". Men zou nu verwachten dat Ds.
Budding vaker op het eiland komen kan. Meer dan ooit echter wordt hij wegens weigering
tot het betalen van hoge boetes op water en brood gezet. „Duiveland" zoekt nu nauwere
kontakten met de andere „Budding-gemeenten". Na de arrestatie van Budding op 10 maart
1842 houdt men een gezamenlijke kerkeraadsvergadering op Sint-Philipsland. Van Farowé
tekent daar o.m. het volgende bij aan, dat„P. van Dijke die door een buitengewone be
werking door de Goddelijke H. Geest een bijzondere gave geschonken is na den woorde
Gods om uit hetzelve een woort tot stichtinge tot de gemeente te spreken". Men ziet in hem
een „wolkske gelijk eens mans hand" om aan een voorganger te komen, nu Budding door
overmacht op non-actief is komen te staan. Men zoekt daarom kontakt met „den gewettig-
den Herder en leeraar Ledeboer der gemeente Jezum Christum te Behnthuizen". Deze gaat
echter niet over één nacht ijs en adviseert „op de wenken des Heeren te letten, en de Stem
me der Gemeente, en de naburige kerkeraden Goes blijkt verlegen om een voorganger
en nodigt Van Dijke als „oefenaar" op 13 maart drie maal te komen preken. Het komt hem
duur te staan. Elke dienst komt hem te staan op een boete van f 100,—. Intussen preekt hij
rustig verder totdat hij op 20 februari 1843 van zijn bed wordt gelicht en op het
's-Gravensteen te Zierikzee vastgezet. Maar liefst f 2800,— moeten voldaan worden! Van
77