sessoren en verdere leden van het bestuur onder zijn gehoor uitnoodigde. waarop hij aan Van Farowé zeide, dat er voor goede plaatsen zoude gezorgd worden, „niet waar broeder Van Farowé"? „Ja dominé er zal voor goede plaatsen gezorgd worden", waarop bestuur er niet heeft op geantwoord". De veldwachtersbezoeken en de beboetingen zullen niet uitblijven. Men haalt de schouders op en het ontlokt Sterkenburg déze reaktie:dat hem dat, niets afschrikte, maar dat hij voortging in zijne leer. al wierden er moordschavotten en brandstapels voor hem opgericht, hoopte hij in dien leer te volharden van Zijnen Koning Jezus. Zoolang het bloed door Zijne aderen vloeit". Die aangekondigde „intrede-dag" loopt zoals was verwacht. Wanneer Ds. Van den Oever „met Gods hulpe" Sterkenburg bevestigd heeft, is het de beurt aan Sterken burg in de middagdienst. Een waarschuwing vooraf door Braam zeker beboet te zullen wor den deert Sterkenburg niet. „Dat zal ik met liefde afwachten, en met Gods hulpe tree ik op". Voor een gehoor van ca. 400 mensen preekt hij n.a.v. Colossenzen 4 3. In dit kader zeer toepasselijk! Met ingang van deze diensten keren de beboetingen met vaste regelmaat terug. Veldwachter Braam maakt er plichtsgetrouw werk van en brieft later zijn uitgewerkte pennevruchten door aan burgemeester A. de Jonge. Te Zierikzee moeten de vasthoudende Duivelanders zich keer op keer komen verantwoorden. Op 26 februari 1846 richt Van Faro wé een brief aan de Koning. Hieruit klinkt verwondering over het feit nog steeds beboet te worden. Immers daar „wijvan jannuarij 1841 zonder vergunning daartoe niet vervolgd zijn vanwege de Justitie". Men verzoekt om gratie. Tussen twee haakjes, Sterkenburg staat hierbuiten: „Alzoo Zijn Eerw. geen vrijheid voor zijn geweten vind aan Zijn Majesteit den Koning om Gratie te verzoeken, dewijl Zijn Eerw. zich overtuigd hout niets.tegen zijn gewe ten noch der Gereformeerde leere van 1618 en 1619 te hebben gedaan". Ongestoorde kerkdiensten blijven dus een wens, waaraan de Hoge Raad bewust niet toegeeft. Een kerk verhuist Dit jaar - 1984 - is het precies anderhalve eeuw geleden dat „De Afscheiding" vorm en in houd kreeg. Voor ons eiland is zij van grote betekenis geweest. Met de eigen kerkelijke vrij heid in verantwoordelijkheid is het „Gereformeerde" volksdeel - hoezeer verdeeld ook - toe kunnen komen aan een emancipatieproces. Wie een tocht maakt door de meeste dorpen zal behalve het traditionele bakstenen Hervormde bedehuis vaak een kerkgebouw kunnen aantreffen van „Gereformeerde" soberheid en doelmatigheid. Tot op zekere hoogte zijn de „gemetselde sporen" van die allereerste tijd nog terug te vinden. Door overlevering kan nog wel bekend zijn dat de Christelijk Gereformeerde Kerk haar kerkgebouw had in de Meelstraat te Zierikzee. Het pand als zodanig is ingrijpend verbouwd en dient momenteel als meubelshowroom. Wie zich in de huidige situatie onder de oude overkapping van dit ge bouw bevindt, zal alle fantasie-zeilen moeten bijzetten om te beseffen te staan op de plek waar eenmaal de „Christelijk Afgescheiden Gemeente" haar konsolidatie en groei heeft doorgemaakt. Sinds 1925 „kerkte" men in een nieuw kerkgebouw op de hoek Zevengetijstraat-Minderbroederstraat. Sinds 1966 is het huidige kerkgebouw aan de Zeven- getijstraat in gebruik. Te Oosterland wijst men onder aan de Rampaertsendijk, rechts van de autoweg richting Nieuwerkerk, de plek aan waar eertijds de zoveel besproken „Diekse kerke" heeft gestaan. Slechts de heel ouden kunnen die zich nog herinneren. Na 1917 is dit kerkje afgebroken, nadat de „Gereformeerde" Kerk van Oosterland aan de Sint-Joostdijk een nieuw onderko men had gevonden. Enkele schaarse verhalen hierover doen nog de ronde. Maar daar blijft 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 82