ligging en het ontstaan van de bergjes op een rij gezet. In 1969 werd dit werkstuk, samen
met een verslag van het symposium, gepubliceerd. Kort daarop nam de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek het initiatief tot een nauwkeurige inventarisatie van de
vliedbergen. Het materiaal van dit onderzoek, dat in 1971 werd afgesloten, berust bij het
R.O.B. Het is nog steeds niet verwerkt tot een publicatie en aan de schrijver van dit artikel
werd helaas geen toestemming verleend inzage te krijgen in de op Schouwen-Duiveland be
trekking hebbende gegevens.
Tenslotte zij nog vermeld een in het Engels geschreven artikel over de Zeeuwse vliedbergen
door Besteman (1981), dat zich beperkt tot het materiaal van De Man, en een artikel van
Halbertsma (1949) die soortgelijke hoogten met verdedigingstorens bij vele oude boerderij
en in Friesland signaleerde. Ook in Vlaanderen lagen volgens Besteman vele versterkte
boerderijen die nog steeds burgen worden genoemd.
De ligging van de „vliedbergen" op Schouwen-Duiveland
Gezien de grote aandacht de afgelopen 10 a 20 jaar voor de vliedbergen en de verkregen re
sultaten van het onderzoek betreffende deze materie kan men zich afvragen of het nog wel
zin heeft een speciale studie over de bergen op Schouwen-Duiveland te maken. Dit is toch
wel het geval. In de eerste plaats is de juiste ligging van de meeste bergen slecht bekend.
De Man heeft deze vrij globaal omschreven, waarbij hij behalve van de waarnemingen van
hemzelf en zijn correspondenten ook gebruik maakte van de gegevens van een inventarisa
tie van oudheden, die in 1834 heeft plaats gevonden door de gemeenten op verzoek van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, en van oude kaarten. Fokker heeft een aan
vulling op het materiaal van De Man gegeven en de 32 door deze laatste genoemde bergen,
volgens gegevens van heemraad Van der Weyde, met 8 uitgebreid.
Fokker en Van der Weyde maakten gebruik van de veldboeken, wat De Man niet had ge
daan. Zij zochten hierin naar veldnamen met „burg(h)" en relateerden deze aan de ligging
van een berg. Ook profiteerden ze van hun terreinkennis. Uit de geschriften van de ge
noemde auteurs is echter vaak moeilijk op te maken, waar nu precies de bedoelde berg lag
en oude kaarten geven de ligging ook maar globaal aan. Besteman maakt bij het aangeven
van de ligging van de bergen gebruik van de coördinaten van de topografische kaart. Van de
31 door hem genoemde bergen zijn echter 14 op een volstrekt onjuiste plaats aangegeven.
fig. 1: Reconstructie van een chateau a motte. Rondom de kasteelberg een sloot. Op het kasteelterrein woningen en
schuren. Het geheel is omgeven met palissade en door een ringgracht.
Uit: dr. J. H. Holwerda, De Rijnvesting van Karei de Groote, O.M.L.N 1927.
6